schiedenis schijnt. niets bekend. Met de commanderij van St. J a n ,
die hier eertijds moet zijn geweest, had het geen betrekking en
onzeker is h e t, of de Heeren van Rijswijk hier hun’ burgt hebben
gehad. Ook van hen weet men alleen eenige namen: Hamnl -
g e r u s de Riswic, -die tusschen 1076 en 1099 als getuige van
gravin Adelheid voorkomt; Ar n o l d en He n d r i k in 1204 ge-
noemd; He s e k a , die als weduwe in 1220 leefde; Bodi jn, in
1263 en Wi l l em, in 1273 en 1283 vermeld; Ki r s t e n van
Ri j swi jk, Knape, die in 1390 hertog Willem op diens reis
naar Engeland volgde; wanneer er ten minste onder hen niemand
schuilt, die in een ander Ri jswi jk te huis behoort. Reeds lang
moet echter dit geslacht zijn uitgestorven en Rijswijk geen afzon-
derlijke Heeren meer gehad hebben.
Bij nadere kennismaking met het dorp, waarvan wij dezen
morgen slechts een der uiteinden zagen, vinden wij den toen
ontvangen indruk versterkt. Het is een welvarende plaats, die
rijk is aan hout en , van den dijk gezien, met haar boomgaar-
den, haar akkers, haar hagen, haar tuinen als een type van
een fraai gelegen Betuwsch dorp mag gelden. En voert straks
de gierpont ons weer over de Lek, dan hebben wij ons uit-
stapje op Geldersch grondgebied geeindigd. Onder een’ motregen
verlieten wij Wijk, onder een’ stortregen keeren wij er terug.
Niettemin, onbevredigd zijn wij niet. Wij zagen ook zonnige
landschappen, waar de vrnchtbare bodem mild de vlijt des landmans
loont; schoone streken, waarop het oog des reizigers met
welgevallen rust; steden en dorpen, door hem, die volk en ge-
schiedenis lief heeft, niet zonder belangstelling te bezoeken.
A A N T E E K E N I N G E N .
Ointrent het kasteel Du nr s t ede schreef mij de heer Croockewit, na
het verschijnen van de vorige aflevering, dat het hnis van den. heer V e r -
we y , waar wij in het tuinhnis oude bonwwerken aantroffen (bl. 113), in
de o n d e papieren h e t Nede rh o f f heet en dat de nog bestaande poort in de
Volderstraat dns vermoedelijk die was, waar boven, volgens den inventaris ,
»de drost van Coevorden” sliep, indien de »Nederhof” van het kasteel hier
te zoeken is. De gansche rnimte tnsschen de markt en het tegenwoordig
plantsoen, door de Mazijk begrensd, zou dns tot den bnrgt hebben behoord.
De zaak eischt nader onderzoek. Yooralsnog zon ik eer, övereenkomstig de
gewone inrigfcing van dergelijke gebouwen, het zoogenaamde »voorwerk”
voor den nederhof honden.
Omtrent Na t e wi s ch werd ik ingelicht, dat het hnis voor een tiental
jaren is gesloopt, met oitzondering van den toren, waarin een paar kamers
zijn. Wat van den dijk te zien.is,. is de nienwe boerderij.
Het archief van Knilenbnrg is beschreven door J. A. N ij h o f f , in zijn
Bi jdragen Deel I , bl. 1 e. v. Over Geor ge Fr ede r ik van Wa ld e e k
in betrekking tôt Willem III schreef dr. P. L. Mnl l e r in 1880 een be-
langrijke bijdrage. Bijzonderhoden omtrent Knilenbnrgs geschiedenis zijn door
Voe t van Oudhensden verzameld. De Or i g in e s Cn l emb o r g e n s e s
van Zweder van Cnlemborg zijn in Ma t tha ens An a l e c t a Tom. VI bewaard.
De spoorwegbrng is beschrevën en afgebeeld in S i pma n ’ s Re u z e n -
werk en van on zen t ijd.
In Zoelmond (Sermont) zoekt Molhnijzen (Nijhoff’s Bijdragen, Deel VI I,
bl. 105) een onde vorsterking. En g e l rode hondt hij voor een door de
Anglen ontgonnen plaats. (Deel III, bl. 190.).