wij het Haf oversteken; het is, alsof wij een tooneel voor ons
hadden, met schermen van welig groeijend hout. En weer volgen
lanen, veld- en watergezigten in rijke verscheidenheid, overal
getuigend van den milden bodem, aan de wateren ontwoekerd.
Zoo naderen wij Wa t e r l a n d k e r k j e , een klein, vriendelijk
dorpje, met j e r van de Belgische grens. Bsdijkt-, verloren, herwonnen,
weer overstroomd, nogmaals herdijkt, is ook in körte
woorden de geschiedenis dezer polders. Aan de herdijking is ook
hier, evenals bij Oostburg, de naam van J a c o b Ca t s verbonden.
Nog een andere geschiedenis verbindt zieh aan het eenvoudige
kerkgebouw. Het in 1530 gestichte kerkje der heerlijkheid,
sedert !657 door de Hervormden gebruikt, stond een weinig
verder, juist tegen de grens. Een aantal gemaskerden drongen
in Nov. 1668 tijdens de godsdienstoefening binnen, verscheurden
de bijbels, mishandelden de hoorders en wondden den predikant
zoozeer, dat hij twee maanden daarna stierf. Dit treurig voorval
gaf aanleidmg, dat hier, op veiliger plaats, een nieuw kerkje
werd gebouwd, waarin o. a. de met bloed bevlekte preekstoel
werd overgebragt. | Werd echter in 1708 door de Eranschen
weer verbrand. Bij den herbouw met geschilderde glazen begiftigd
en sedert nog herhaaldelijk verbeterd, is het thans het middelpunt
eener buurt, rondom zijn vreedzame muren opgekomen.
Kloeke hofsteden liggen in den omtrek, ten bewijze, dat de
grond ook hier de kosten en zorgen er aan besteed ruimschoots
waard is.
Willen wij nu geen’ grooten omweg maken, dan moeten wij
een emdweegs door de klei. In dit jaargetijde is het mogelijk,
maar nog niet lang geleden was Piet er reddeloos blijven steken’
toen hij t op aandrang van een’ passagier had beproefd. Nu is
het kleispoor droog en hard, maar hortend en stootend, schud-
dend en schokkend gaat het en wij hebben een proefje, hoe ’t
zelfs m den besten tijd hier met de wegen gesteld was, toen
er nog geen kunstwegen waren aangelegd!
Ginds ligt I J z e n d i j k e , met zijn torentje en molen en roode
daken. Een overblijfsel van den wal herinnert ons, dat het eens
een sterke vesting was, door Parma aangelegd, door prins Maurits
na. haar verovering in 1604 aanmcrkolijk verbeterd, nietteinin
in 1747 en 1794 zonder moeite door de Franschen ingenomen.
Dat hier in de nabijheid eens een zeestad lag, zouden wij naauwe-
lijks kunnen gelooven, als wij er in Zeeuwsch Viaanderen niet
reeds aan gewoon waren geraakt. Dat oude IJzendijke, dat welligst
reeds in de l(Fe eeuw als v i l l a I s e n d i c a genoemd■ wordt,
en in den pagus Ga s t e r n a aan den vloed Bevernja lag, is
echter gansch verdwenen, evenals de dorpen St. Ma r g a r i e t ,
St. Ca t h a r i n a , St. J a n , Ga t e r n i s s e en Hu g o v l i e t , die
tot het ambacht behoorden. In 1408 was alles overstroomd. Lang
waren nog bouwvallen van kerk en begijnhof op de schorren te
zien, maar in 1570 was er niets meer van over. De naam werd
geérfd door eenige huisjes aan een kreek en daaruit is het tegen-
woordige stadje opgekomen. ’t Is er dood stil in de straten en
op het ledige, vierkante marktplein met zijn schrale boompjes.
Nog doodscher schijnt het door de grijze kleur van vele huizen.
In verval is het niet, maar zóó weinig leven zagen wij nog nergens
in het stille Zeeuwsch Viaanderen. Ons trouw paard moet wat
rusten en voor ons moet een eenvondige maaltijd bereid. Wij
hebben dus tijd, alles te zien, wat er te zien is — en dat is
alleen de kerk. De Spaansche bezetting en de eerste Hervormde
gemeente ging ter kerke in het tegenwoordige stadhuis, eertijds
een gouvernementsgeboüw, terwijl het huis met het torentje aan
de markt tot 1812 het raadhuis was. De tegenwoordige kerk,
op een ommuurd pleintje en van iepen omringd, dagteekent van
1612 en werd later vergroot. Zij ziet er goed u it; er zijn ver-
dienstelijk gesneden eikenhout.en banken en er liggen fraai be-
werkte zerken, meest met de namen van officieren in Staatsche
dienst. Er is een goed geschilderd raam, het eenige dat gespaard
werd van allen, waarmee de kerk indertijd werd beschonken.
Ook hanOg t teOgen den inuur een stuk kurk en het afbeeldsel van
een ladder met een versje, ter gedachtenis aan een’ mislukten
aanslag der Spanjaarden in 1623, en in de consistoriekamer toont
ons de koster een’ heim, ijzeren handschoen en degen, meer