waarvan het voetst.uk een voorstelling is van Paulus’ bekeering,
opmerkelijk om de beeiden van den Apostel, zijn paard en een’
krijgsman van zijn geleide. Ook bezit, zij gesneden statien en
geschilderde glazen. Maar vooral de toinbe is bezienswaardig.
Zij bestaat uit een sarcofaag van kostbaar rood en zwart. marmer,
rüstende op wit. marmeren leeuwen en griffioenen. Daarop liggen
de uitnemend schoon bewerkte beeiden van graaf E n g e l b r e c b t
van Li e r e en zijne gemalin He l e n a de Mo n tmo r e n c y ,
terwijl ook de wit marineren wapenschilden op de voorzijde der
sarcofaag en vooral een gevleugeld engelenkopje aan het hoof-
deneind de meesterhand verraden. Yroeger stond het voortreffelijke
kunst.werk tegen den muur der grafkapel, maar sedert in 1848
die kapel vergroot werd en de tombe daardoor vrij kwam te
staan, is zij beter te zien en heeft zij daardoor [zeker niet weinig
gewonnen. De herinnering aan eene voor Bokhoven treurige ge-
beurtenis wordt aan den buitenmuur der kerk bewaard. Wij
vinden daar een’ steen met de namen van een’ man en veertien
vrouwen, die den 7 den Mei 1837 door het omslaan van de
marktschuit in de Dieze het leven verloren.
Wij hebben nu verder in Bokhoven niet meer te doen, dan
de stoomboot van den Bosch op Rotterdam te wachten, om ons
door deze naar N e d e r h eme r t te laten brengen. Konden wij
een’ weg vinden, die regtstreeks derwaarts liep, dan zou de
afstand niet groot zijn. Maar de dijk slingert met groote bogten
en vooral de He d i k s h u i z e n s c h e M a a s , een afgesneden
stuk rivier, zou ons tot een’ belangrijken omweg noodzaken.
Ook de togt door een deel der L a n g s t r a a t , door Ylijmen en
Nieuwkuik naar Heusden, zou te veel tijd vorderen, hoeveel
aantrekkelijks die streek ook hebben möge door haar vruchtbare
hopvelden, haar rijke boomgaarden en vruc’nthoven, haar wel-
varende, in de laatste jaren zoo zwaar bezochte dorpen — ook
door de geschiedkundige herinneringen, aan haar verbonden.
Wenschen wij bij tijds het hoofddoel en middelpunt van onze
wandeling, het kagteel Nede r heme r l t , te bereiken, dan is
’t het veiligst, van de boot gebruik te maken. De tijd behoeft
ons niet te lang te vallen. Niet ligt verveelt op een’ helderen
dag ’t gezigt op een onzer vaderlandsche rivieren, wanneer al-
thans hun bedding niet al te angstvallig tusschen twee stijve,
steile wallen is ingeklemd. Die breede kronkelende dijk, die
wilgengroepen en boschjes van rijshout, die veerdam, waar
allerlei lading voor de boot is zamen gebragt, die uiterwaarden
met rundvee en biezen, die zandige kanten, die Stapels takken
en horden, die hooischelven en graauwe huizen en bemoste rieten
daken, die oude linden, die scheepjes en stoombootjes op den
stroom, die karren met hun kleurrijk getuigd -voorspan, — aan
de overzijde het blinkend witte veerhuis van Ammerzode en zijn
hooge kasteelmuren , ginds de lange spoorwegbrug en de schipbrug
bij de Hedelsche torens, ’t, vormt alles te zamen een landschap,
eenvoudig maar toch overrijk aan tinten en lijnen, rüstig maar
toch levendig en vol afwisseling. En wandelen wij den dijk een
eindweegs o p , dan wordt het uitzigt nog veel ruimer. Dan breidt
zieh nevens ons de haast onafzienbare vlakte u it, met de boschjes
en daken van Engelen, de statige kerk van den Bosch, de tal-
rijke idorpstorens, tot waar zieh in het digte houtgewas het stadje
Heusden verschuilt.
Eenzaam en Stil mag het leven geweest zijn op den Sterken
bürgt, te midden van het afgelegen grondgebied, door moerassen
omzoomd, maar de hooge Heeren van Bokhoven overzagen van
de tinnen hunner torens en uit de vensters hunner zalen een rijk
en uitgestrekt landschap!
Het archief van Bokhoven is door een’ brand, die in de Mei-
maand van 1839 woedde, verloren gegaan, terwijl in de archieven
van N. Brabant en ’s Hertogenbosch niets omtrent. de heerlijk-
heid schijnt gevondem ¡te worden. Wordt in 1424 gewag gemaakt
van een geschil over een’ waard, „liggende aan de Hoeehduyt-
sersijde” , tusschen Johan van Br oekhuyzen en J a n Oem
van Eim e n , Heer tot Bokhoven, later behoorde de bezitting
aan de Heeren van Li e r e en Mo n tmo r e n c y , thans aan den
hertog de Mi r e p o i x te Parijs. Door keizer Ferdiannd III werd
zij tot een rijksgraafschap verheven en als gansch onaf hankelijk van