Zooal niet met de snelheid der gedachte, dan toch met die
van den sneltrein worden wij verplaatst te Roosendaal , thans
een belangrijk middelpunt van spoorwegen, door handel en nijver-
heid bloeijend. Aan zijn’ Gelderschen naamgenoot herinnert het
in geen enkel opzigt. Daar een klein, vriendelijk dorpje, aan de
helhng der Veluwsche heuvels en onder het lommer van eiken-
en beukenlanen gelegerd bij het statig kaste’el; hier een bedrijvig
vlek, waar de st.oomfluit gilt en hooge fabriekschoorsteenen op-
rijzen. Daar stille paden in groene boschgewelven; hier schaduw-
looze straten tusschen heerenhuizen en arbeiderswoningen. Daar
ruischende watervallen en klaterende fonteinen; hier hijgende
spoortreinen en ratelende karren. Daar een vrolijke schare, die
uitspanning zoekt te midden der rüstige, rijke natuur; hier koop-
man en fabrikant, winkelier en werkruan, bezig met de zorgen
voor het dagelijksch brood. Daar de zetel van den adellijken land-
heer; hier het gebied der burgerij. Heeft Roosendaal zijn’ naam
ontleend aan een vallei, waar wilde rozen welig groeiden, van
dal noch rozen is iets meer te vinden. Aanvankelijk een deel der-
heerlijkheid Br e d a , in 1300 daarvan gescheiden en in 1500 door
E n g e l b r e c h t van Na s s a u er weder mee vereenigd, oudtijds
een buurt van N i s p e n en sedert 1268 eene parochie, had Roosendaal
zijn opkomst vooral te danken aan het bevaarbaar maken
van het riviertje de S t e e n b e r g s c h e v l i e t in 1451, waardoor
het een haven verkreeg en handel dreef op Holland en Zeeland.
Iets meer dan vier eeuwen later, in 1854, bragt de spoorweg er
nieuwe welvaart, al houdt het vlek daarom zijn haven niet minder
in eere. Behalve enkele trapgeveltjes herinnert in Roosendaal niets
meer aan het verleden. Alles ziet er tamelijk nieuw en zeer ge-
woon uit. De plaats heeft dan ook voor den vreemdeling weinig
aantrekkelijks. Het nabijgelegen „huis te Roosendaal” .; eertijds
een kasteel, is een alledaagsch burgerhuis geworden. Het raad-
huis heeft eenig aanzien, de Protestantsche kerk is net en goed
onderhouden, er is een groot klooster en er zijn goede heerenhuizen,
maar iets opmerkelijks ontmoeten wij bij onze rondwande-
ling niet. Alleen de groote, in 1839 gestichte R. C. kerk, die
de oude, herhaaldelijk door brand verwoeste parochiekerk ver-
ving, is een fraai gebouw, dat met een schoon gesneden preek-
stoel prijkt, icrwijl de nog nieuwere, in 1872 begonnen kerk
van O. L. V. v an a l t i j d d u r e n d e n bij s t a n d , wanneer zij
geheel völtooid is, door haar inwendige versiering een kostbaar
pronkstuk worden zal. Toch zal zij met al den rijkdom van haar
uitstekend in den stijl gehouden schilderwerk en verguldsel niet
ligt iets hebben aan te wijzen, wat vergeleken kan worden bij
de prächtige kunstwerken, die de kerk van het naburige ü oiiw
te bewonderen geeft.
Dat wij te Roosendaal den trein verlieten, was vooral, om
de vermaarde Wouwsche koorbanken te bezigtigen. Een wande-
ling van een uur brengt ons derwaarts. De breede straatweg is
nagenoeg lijnregt. Wanneer wij ook omzien, de Roosendaalsche
toren blijft in ’t gezigt, juist aan het- einde der lange populieren-
laan en de zware toren van Wouw is reeds spoedig boven het
houtgewas te bespeuren. Het landschap is vlak, maar niet onaan-
srenaam. ’t Is een afwisseling van bouwland,O CJ akkermaalshout en
weiden. Er staau enkele huizen längs den weg, waaronder knappe
boerderijen. Hier en daar loopt een zandspoor door de velden
naar de onder Roosendaal behoorende buurtschappen en een beekje
kruist den straatweg. Even voor dat wij het dorp bereiken, waar
een oude landweg zieh bij de groote heirbaan aansluit en een
niet onaanzienlijk heerenhuis zijn witte muren vertoont, maken
wij een scherpe bogt en wij hebben de dorpsstraat met het hooge
kerkgebouw op körten afstand voor ons. De plaats ziet er door
haar meerendeels nette en goed onderhouden woningen vrolijk
en welvarend uit. Eigenaardig is er vooral het zeer ruime gras-
plein in het midden, van iepen omringd en versierd met twee
fraaije hardst.eenen pompen uit het jaar 1768. Aan dit plein
liersen de voornaamste huizen en daar vinden wij ook de kerk. ÖD
’t Is een ruime, statige kruiskerk , van grijzen steen opgetrokken
e n , naar gezegd wordt., in 1414 gesticht. Het schijnt, dat er
evenwel in het muurwerk nog gedeelten van een ouder gebouw
over zijn. Toen Ar n o l d van Le u v e n en zijn vrouw E l i s a