38 DELEN.
weg doorloopt en waarvan zelfs de naam door menigeen nooit
werd gehoord! Of ’t ook de moeite van een opzettelijk bezoek
zou loonen, is twijfelachtig. Maar toch — hoe liefelijk is dat
tafereeltje, gevormd door de donkerbruine schaapskooi, zoo krach-
tig uitkomend tegen het ligtgroene kreupelhout, met den wilden
zandweg er naast, slingerend längs den hoogen, met heideplanten
begroeiden en door breed uitgewaaide boomen gekroonden kamp,
— of die schuur, geleund tegen den steilen kan t, met het verwe-
looze rasterwerk daar boven en het donkere bösch op den ach-
tergrond. Hoe vrolijk steekt het bouwland, waar de jonge rogge
rondom eenige hutten en boomgroepen wast, daarginds in het
dal, af bij het paarsch en bruin der groote heide, dat allengs
overgaat in het fijne blaauw der verre heuvelen. Hoe vriendelijk
stroomt het beekje daar door de vallei, längs weiden en peppels,
huizen en schüren en boschjes, tot waar ’t achter die kloeke boomen
verdwijnt. En hoe aardig is de kom van ’t gehucht —■ als men enkele
bij elkander liggende hoeven d e k o m kan noemen, in tegenstel-
ling van de meer verspreide woningen en getimmerten er orn
heen. Fantastisch is de verlichting. Donkere wolken vliegen wild
door de lucht en haar zware schaduwen ijlen in windsnelle vaart
over de woeste heide en de bebouwde oasen. Helle zonneglanzen
blinken daartusschen. Soms daalt een gordijn van regen over ’t
verschiet en alles is in nevelig grijs gehuld. Straks trekt de bui
over en verre zandduinen en torens treden scherp verlieht te voor-
schijn. Vooral achter Delen, op de kale, barre hoogten, is het
panorama indrukwekkend. Daar weidt de blik over een woest en
onherbergzaam veld van uren in omtrek, met witte zandverstui-
vingen en eenzame waterpoelen en donkere heuvels, waarboven
de torens van Amersfoort en Rhenen, benevens enkele lagere dorps-
torens uitsteken. Een dier vergelegen hoogten, ligt herkenbaar
aan haar’ eigenaardigen vorm, is de F r a n s c h e b e r g , waar de
troepen van Lodewijk XIV in 1672 moeten gelegerd zijn geweest.
En in een der kolken aan den voet van den berg, waarop wij
staan, is een roofslot verzonken, wanneer wij althans de over-
levering mögen gelooven, Anderen, minder dichterlijk, beweren,
IN KEGEN EN STOKM. 39
dat daar het oude kasteel van Delen heeft gestaan. Er was in der
tijd een adellijk geslacht van dien naam en in de vorige eeuw
was op de plaats van het huis een herberg, waar de Hessenkarren
doorgaans pleisterden. Een herberg daarginds zou wel geen goud-
mijn zijn ! De oude kaarten der Veluwe plaatsten dan ook het huis
in de onmiddellijke nabijheid van het gehucht, waar eenige wegen
zamenkomen. Met eenig zoeken zou de piek nog wel zijn weer
te vinden.
Reeds voorlang behoorden de konijnenwaranden alhier onder
Rozendaal en de heerlijkheid is thans nog in het bezit van den
baron van Pallandt. ’t Waren heerlijke uitzigten, die wij op ons
uitstapje genoten en de meeste regenbuijen vielen elders, maar
een enkele, die zieh duchtig gelden laat, noopt ons, onze toe-
vlugt te zoeken in een ledige schaapskooi, die romantisch in de
nabijheid van wilde boomgroepen gelegen is. Als de bui voorbij
is , dan tintelt alles in helderen glans en als diamanten vonkelen
duizenden regendroppels aan de bladeren en in het gras, dubbel
liefelijk na den boozen storm.
Wij vinden na de terugkomst van ons uitstapje den urnen-
schat enkel met eenige scherven verrijkt. De mijn schijnt nage-
noeg uitgeput. Vruchteloos wordt hier en daar nog de spade in
de heidekorst gestoken. ’t Is ook wild zoeken geworden, waar
alle aanwijzing ontbreekt. Gelukkig heeft de regen geen schade
gedaan aan de opgedolven voorwerpen en ook door de aanraking
van mensch of dier hebben zij niet geleden. Daartoe was anders
wel kans geweest, want het aantal toeschouwers is vermeerderd.
De beide wagenmenners, die hun rossen te Delen hebben gestald,
zijn er bij gekomen en het getal der herders — en mitsdien ook
der honden — is tot drie geklommen. De aanraking door zoo-
veel handen hebben zij doorgestaan. De speiende en elkander
najagende honden hebben hen gespaard. Aan de honderden pooten
der rondzwervende schapen zijn zij ontkomen. Onze wakkere gra