verroest kanon ligt er op den grond, als een herinnering aan de
r ° l» door den bürgt in de dagen zijner kracht gespeeld.
Het kerkje is klein en onaanzienlijk, met pannen gedekt, deels
gewit, deels met roode muren, waarin onregelmatig geplaatste,
Vierkante huisramen zijn uitgebroken. Het bovendeel van den lagen
toren is , evenals de spits, met lei bekleed. De nieuwe R. C. kerk,
met de geschilderde glazen op het koor, vertoont zieh beter.
Op geringen afstand aan de S 1 i n g e r b e e k ligt het huis Wa l for
t , een bezitting der P a l l a n d t s van Kl a r e n b e e k . Van
den hoofdweg leidt een breed zandspoor tusschen dennen er heen.
Op een hoog stuk gronds, ter zijde van de láan, wijst onze leids-
man ons de plaats, waar volgens overlevering tijdens het beleg
van Bredevoort prins Maurits’ tent heeft gestaan. Walfort schijnt
dus toen reeds geen geschikte vérblijfplaats voor een’ vorst te
zijn geweest. Ook wordt die hoogte als de geregtsplaats van Bredevoort
genoemd. Daarheen reden de ingezetenen van Winters-
wijk de ter dood veroordeelden op de kar en sloten zij, „hand
aan hand en stok aan stok” , een’ kring om slachtoffer en beul.
Bij het huis Walfort staan fraaije eiken — één er van vertoont
de sporen van den bliksem, die er insloeg. Overigens heeft
het kasteel niets belangrijks behouden. ’t Is een eenvoudig rood
steenen gebouw, met rood pannen dak en eene verdieping boven
de kelders. Eenige digt gemetselde raamopeningen in den zijmuur
aan de begroeide gracht ge ven er nog iets antieks aan. Wat er
nu van over is, is ook maar een gedeelte van het huis en ’twas
vroeger nog twee verdiepingen hooger. Alleen in den jagttijd
wordt het gebruikt. Een paar groote kamers en een keuken zijn
dan voldoende. Op zieh zelf zou Walfort weinig beteekenen, te
minder, daar de geschiedenis er niet veel van heeft te verhalen. Uit
het geslacht v an d e r B o r c h ging het in de laatste helft der
17e eeuw door huwelijk over in dat van L in t e lo en op dezelfde
wijze kwam het aan de P a l l a n d t s van Ke pp el . Maar belangrijk
is ’t , als de plaats, — de eenige met zekerheid bekende op
Nederlandsch grondgebied — waar eenmaal het geduchte veem-
g e r i g t zijn zittingen hield.
Het veemgerigt! — Hoe dubbel jammer dan, dat er van
Walfort zoo weinig over is! Hoe belangwekkend zou het zijn,
ze te leeren kennen, die duistere gewelven, waar gemaskerde
regters hun geheimzinnige vonnissen velden — die gruwelijke
pijnkelders, waar aan rampzalige slachtoffers de bekentenis, die
hun het leven moest kosten, werd ontperst. — die diepe en donkere
holen, waar de gevangenen versmaehtten ! — Wij zouden op Malfort
van al die verschrikkingen niets hebben gevonden, of, als er
kerkers waren, dan had in elk geval het veemgerigt er geen deel
aan. In de open lucht, bij schijnende zonne, op plaatseu, aan
ieder bekend, werd het geregt gehouden. Hier was ’t , „bij het
sleedoornboschje” . Gevangenissen had het veemgerigt niet en de
pijnbank werd nooit gebruikt. Maskers waren overbodig. Wie
v r i j g r a a f was, kon ieder weten, en de namen der veem-
s c h e p e n e n waren doorgaans geen geheim. Wel waren er enkele
dingen voor de oningewijden verborgen, maar onder de veem-
schepenen, „de Wetenden” , kon ieder, die vrij man en Christen
was, zieh laten opnemen en in den tijd , toen het veemgerigt
werkelijk een magt was, behoorden de aanzienlijkste edelen, evenals
vorsten en leden der stedelijke regeringen, tot het verbond.
Veel van ’t geheimzinnige, waarmede onkunde en verbeeldinghet
veemgerigt had omhuld, is door het licht der wetenschap weg-
gevaagdy- maar niettemin blijft het een opmerkelijk en voor de
geschiedenis hoogst belangrijk verschijnsel, wel waard, dat wij
bij dezen ouden vrijstoel van Bredevoort een oogenblik luisteren
naar hetgeen ons dienaangaande verhaald wordt.
Alleen op Saksisch grondgebied, bepaald op Westfaalschen
bodem, — de r o o d e a a r d e — heeft het veemgerigt zijn’ in-
vloed laten gelden. ’t Was een overblijfsel van de overoude in-
stelling, waarbij de regtspraak en de beslissing in alle geschillen
aan de vergadering der vrije mannen toekwam. Na de.onder-
werping van de Saksers door Karel den Groote bleef zij bestaan,