aanvang af zijn alle werkzaamheden door hen medegedaan, om
volkomen in het vak tehuis te geräken.
De bewerking begint met het afzagen van de punten der hoorns,
die niet hol zijn en waarvan mondstukken voor pijpen, sigaren-
pijpjes en waterzakken worden gedraaid. Yervolgens worden zij
gesorteerd; de kleine stukken worden voor kleine , de grooten voor
groote kämmen bestemd. Door verwarming buigzaam gemaakt,
doorgesneden, nogmaals verwarmd, tusschen persen gerekt en
geplet, zijn zij geschikt om te worden overgegeven aan den werk-
man , die met een zinken mal er den vorm op teekent. Dan worden
zij in den vereischten vorm gezaagd; elders worden de tanden
door een cirkelzaagje er in gesneden; ginds worden de tanden
afgerond en gepolijst. Bijzondere zorg wordt besteed aan de exein-
plaren, die wat meer sierlijkheid vereischen, zooals de zwarten
van kostbaar buffelhoorn, of de zuiver witten. De laatsten worden,
naar den smaak der Mexicaansche dames, met bloemen en sieraden
beschilderd, en wij zien er in „het stalenboek” van grcote fijnheid
en opmerkelijke schoonheid. De „schildpadden” kämmen vorderen
nog een bijzondere bewerking. Daartoe worden de gevlakte hoorns
gebruikt. Waar de donkere vlammen moeten komen, worden zij
ipet kalk gebeten, om de olie weg te nemen en hen voor de
kleurstof ontvankelijk te maken. Dan worden zij gekleurd. ge-
wasschen, gepolijst, en verrassend is vaak de verandering, die de
onoogelijke grondstof heeft ondergaan. Veel gaat er niet verloren.
De kleine stukjes, die hier en daar overblijven, worden tot knoopen
verwerkt en de afval gaat als mest naar het land.
Wij hebben nog even den tijd, om na ons bezoek aan de
fabriek ook kennis te nemen van het gedeelte van het dorp, dat
zieh naar den kant der Slingerbeek uitbreidt. Nevens het school-
huis bij de kerk dälen wij eenige trappen af— een aardig hoekje,
met oude, schilderachtige huisjes en een fraai gezigt op het bosch
aan de overzijde der beek. Wij komen door een nette, grooten-
deels nieuwe straat, längs het sierlijke gebouwtje der Societeit,
längs hagen en tuinen, buiten het dorp, waar de watermolen
ligt met haar rieten daken en hooge populieren aan den oever
Ook van hier vertoont zieh het dorp van een günstige zijde, en
met aangename herinneringen kunnen wij scheiden van de bloeijende,
schoon gelegen plaats, om ons door den gereedstaanden wagen te
laten voeren naar oorden, waar weer andere tafereelen ons wachten.
Tot Di n x p e r l o is er niet bijzonder veel te zien. De weg
is eenzaam en meestal open. Huizen zijn er weinig. Alleen in de
buurschap I J z e r l o staan er eenigen bij elkander. Boerderijen
van aanbelang zien wij niet. Gingen wij de bosschen door, die
op eenigen afstand van den weg van tijd tot tijd de bouwlanden
en heidevelden afwisselen, dan konden wij misschien enkele Scholte-
goederen vinden.
Ter linkerhand zouden wij niet ver kunnen afdwalen, of wij
kwamen op Duitsch grondgebied, want de weg loopt digt längs
de grens en als wij over een der hooge esschen rijden, dan zien
wij diep in het vreemde land, naar den kant van Bo ck h ol t ,
dat door de burgerij van Aalten dan ook nog al eens wordt be-
zocht. ’t Is hun naaste spoorwegstation, voor wie in de rigting
van Wes e l reizen wil. Gansch zonder liefelijkheid of verscheiden-
heid is de weg niet, maar voor een’ wandeltogt zou hij toch te
lang en te eentoonig zijn. Bij Dinxperlo nadert het bosch wat
meer, en de omtrek van dat grensdorp levert wel fraaije punten
op. Wij kunnen er echter niet lang genoeg vertoeven, om die
meer in bijzonderheden te gaan onderzoeken en in Dinxperlo zelf
behoeven wij ons niet langer optehouden dan noodig is om het
paard gelegenheid tot eenige verfrissching te geven. Dat de plaats
reeds in menig opzigt een Duitsch voorkomen heeft, kan onze
aandacht niet ontgaan en met name de niet onaanzienlijke herberg
heeft alle overeenkomst met een „gastwirthschaft . Het dorp ziet
er overigens net en welvarend uit en bij den ingang prijkt een
fraaije linde.