ontvangen, terwijl het burggraafschap van Zeeland tot 1372 erfelijk
aan de heerlijkheid was verbonden. Bij het uitsterven van den
ouden stam verviel Voorne in dat jaar aan den elect van L n ik ,
J a n v a n Be i j e r e n , en na zijn’ dood aan zijn weduwe. Bij
verdrag verkreeg gravin J a c o b a de bezitting en hertog F i l i p s
liet aan F ra nk van Bor selen als ruwaard levenslang de inkomsten
en het bestuur. Karel de Stoute erfde haar bij zijns vaders
overlijden en zijn weduwe werd er door hun dochter Ma r i a
als weduwengoed mede begiftigd. Sedert kwam zij aan F i l i p s
d en S c h o o n e en zijn opvolgers op den gravenzetel, totdat
F i l i p s II haar met zijn overige Nederlandsche erflanden verloor.
Toen werd zij met Holland vereenigd, ondanks het protest der
Staten van Zeeland, die echter in 1684 Bomme n ed e verkregen.
Het land van Voorne is dus nagenoeg in zijn geheel sinds
ruim 300 jaren Hollandsch. Een groot deel er van is ons niet
onbekend. Ov e r f l a k k e e en Goe r e e hebben wij bezocht. Wat
wij er ditmaal van willen door wandelen, is het oude Oos tvöorne,
thans met een deel der voormalige, eveneens zeer aanzienlijke
heerlijkheid P u t t e n vereenigd. Van het oude Puttensche grond-
gebied zien wij echter alleen het stadje Geervliet, en ook van
Voorne behoeven wij slechts sommige streken te leeren kennen.
Vlakke polders, kale dijken, open wegen, lange iepenlanen, wel-
varende maar onbelangrijke dorpen, kunnen wij wel ongezien
laten, wanneer onze weg ons niet van zelf er heen voert. Ook
He l l e v o e t s l u i s , door zijn oorlogschepen en werkplaatsen voor
de Marine van beteekenis, blijft ter zijde liggen. Wie nooit ge-
legenheid had, onze monitors en ramtorenschepen, onze werven
en magazijnen van krijgsbehoeften in oogenschouw te nemen, zou
wel doen, bij een bezoek aan het land van Voorne zijn’ togt
eenigszins anders in te rigten. Maar ook Hellevoetsluis kennen
wij reeds en elders zagen wij de tegenwoordige vernielingswerk-
tuigen ter zee. Wij bepalen ons dus tot de schoonste landschappen
en de door hun geschiedenis merkwaardigste plaatsen : Heen vl iet
en Ge e r v l i e t , Oo s t v o o r n e en Ro k a n j e , terwijl de daar
tusschen gelegen hoofdstad B r i e 11 e vanzelf als het middelpunt
en het rustpunt van onze omwandeling wordt. Wij zullen dan
opmerken, dat ook hier nog wel iets is te vinden, wat onze be-
langstelling verdient — vrij wat meer zelfs, dan menigeen ligt
verwachten zou.
De oude, trotsche waterweg, die voor eeuwen zooveel koop-
vaarders en oorlogsbodems van Rotterdam naar zee droeg, brengt
ons tot de Ni e uwe Sluis. Ter uitwatering zijner polders had
Maximi l iaan van K r u i ni n g e n , Heer van Heenvliet, in 1589
hier een nieuwe sluis aangelegd en de naam is dus reeds een
kleine 300 jaar oud. Maar de „Nieuwe Sluis” , zooals zij later
geworden is, hebben onze vaderen niet gekend. Zij hadden er ook
geen behoefte aan. Breed en diep was de stroom, die bij den
Briel zieh in de groote wateren stortte. Maar allengs vormden
zieh banken en platen, waardoor de zware vaartuigen genoodzaakt
werden, zieh den omweg over Dordrecht door het Haringvliet
en längs Hellevoetsluis te getroosten, om het gat van Goeree
uit te loopen. Reeds in 1699 had Pi e t e r Ansl i jn een ontwerp
gevormd, om Hellevoetsluis met den Briel te verbinden en een
kleine 40 jaar later had N. Cruqius een doorsnijding van den
Hoek van Holland voorgesteld. De behoefte aan een’ beteren weg
naar zee liet zieh intusschen telkens meer gevoelen voor den
Rotterdamschen handel, na de bevrijding van het Fransche juk
krachtig herleefd, maar door de mededinging van Antwerpen
ernstig bedreigd. Dwars door het eiland Voorne heen werd in
de jaren 1827 tot 1829 het nieuwe, door den Schont bij nacht
May ontworpen kanääl gegraven, dat het Haringvliet met de Maas
verbinden moest. Bij Hellevoetsluis begon het en waar het in
de Maas uitmondde, verrees weldra de bloeijende buurt Nieuwe
Sluis. Duizenden van schepen en stoombooten werden hier ge-
schut en de drukte bragt er werk en welvaart voor velen.
Even wel, ook de waterweg längs het kanaal van Voorne was
niet in staat, alle billijke eischen te bevredigen. Voor groote, diep