52 NAAR DEN ROUWENBERG.
het „boschelcken geheeten Herickhuysen”, een bezitting van Rozen-
daal, dan had de put, die met zooveel moeite en kosten ge-
graven is, achterwege kunnen blijven. En bad de berg een’ toe-
gang over eigen grond, een heerlijk landgoed zou er zijn aan
te leggen, waarin ’t altbans aan stroomend water niet zou ont-
T» 1
breken en het houtgewas zeker niet minder welig dan op Beek-
huizen en Rozendaal groeijen zou.
Meest wordt de Zijpenberg van Beekhuizen uit bezocht. Dit
is de beste en de kortste weg. Wandelaars naar de S t e e g kunnen
nu door de heide en längs zonnige zandwegen, voorbij het
eenzame hooggelegen huis van het landgoed He u v e n , den Zut-
fenschen straatweg bereiken. Wie niet opziet tegen een wat ver-
moeijenden togt kan zijn weg nemen over den Rouw e n b e r g .
De hooge to p , van 'Nijmegens heuvelen. altijd te onderscheiden,
is ook van hier gemakkelijk te zien. Reken er op, dat de afstand
bedriegt. Hemelsbreed is ’t zoo ver niet. Maar t gaat op en af.
Vrij wat bergruggen liggen er tusschen beiden. Telkens, als gij
een gladde helling beklommen hebt, wacht u een dal, waarin
gij hebt af te dalen, om in het zweet uws aanschijns straks weer
op te stijgen. Soms openen zieh fraaije doorkijkjes tusschen de
hoogten en schoone vergezigten van de toppen. Doorgaans is de
streek het toonbeeld van verlatenheid en gij ziet niets rondom
u, dan witte zandbergen, ruwe heide en boven den bruinen rand
der diepe dalkommen de heldere lucht. Nu en dan doorsnijdt
een wilde karweg, met grintsteenen bezaaid, de wildernis. Geen
schepsel is er te zien, slechts de krekel laat zieh hooren. Wie
zou vermoeden, dat op zoo körten afstand een bloeijend Eden
lig t, met al zijn leven en al zijn weelde! Eindelijk is de Rouwenberg
toch bereikt. Het hoogste punt heet „de Ka a p ” en heeft
door zijn ligging naar alle zijden een ruiin uitzigt, dat wel waard
is , er wat moeite voor te doen, al draagt het uit den aard der
zaak denzelfden Stempel, als al de vergezigten van deze land-
streek. In bijzonderheden verschillen allen. Anders is de voor-
grond, andere torens vertoonen zieh, andere bosschen golven
längs de glooijingen en dalen in de valleijen af. Duizendvoud
BEUG Al'. 53
gewijzigd zijn lijnen en tinten, en al is de hoofdzaak doorgaans
weinig verschillend, telkens zijn ’t weer nieuwe schoonheden en
verrassende gezigtspunten. Hier is ’t vooral het groote bosch
van R h e d e r o o r d , waarbij zieh dat van Ya l k e n b e r g aansluit,
de toren van Rh e d e n en de kronkelende I J s e l , Ar n h ems
toren boven ’t geboomte en de onafzienbare heide, wat het uitzigt
op den Rouwenberg onderscheidt.
Ook deze berg behoorde in der tijd tot de uitgestrekte om-
rasterde wildbaan van het prinselijk lusthuis te Dieren. Zijn top
droeg een jagthuis en een lange laan —- de B u rma n i a a lle e - t# :
leidde door het On z a l i g e b o s c h naar „de Plantagie.” Wij
zouden van hier, achter Rhederoord om, den voorgenomen togt
naar die bosschen kunnen aanvaarden. Nu wij toch op den
Rouwenberg zijn, zou het de kortste weg wezen. Maar niet enkel
om te zwerven door heiden en bosschen zijn wij uitgegaan. Tot
het kasteel Mi d d a c h t e n hebben wij den toegang gevraagd en
verkregen. Derhalve dalen wij af naar de Steeg. Een tamelijk
holle weg tusschen de Rhederoordsche en Valkenbergsche bosschen,
hier en daar met fraaije uitzigten ter zijde en vooruit
— ook achteruit niet zelden — daalt langzaam van den Rouwenberg
af. Zijpaden, door sluitboomen voor wagens afgesloten,
voeren onder de statige loofgewelven van het schoone landgoed
Rh e d e r o o r d , waarvan het welbekende rood steenen huis met
zijn groene zonneblinden op den boschrijken heuvel zoo fier neer-
ziet op de lachende beemden, door den IJsel bespoeld. Op de
plaats, die eertijds deel uitmaakte van de prinselijke wildbaan
en in het laatst der vorige eeuw tot buitenverblijf werd aange-
legd, is de wandeling alleen onder geleide vergund, evenals op
Va l k e n b e r g , waar de kweekkassen voor planten en vruchten
een’ goeden naam hebben. Van een bezoek aan een en ander raoeten
wij ons echter onthouden. Daar blijft toch nog genoeg te doen
en te zien over en ’t lokt ons bovendien ook weinig aan, achter
een’ tuinknecht aan te draven , na onze omzwerving door de onge-
repte heiden en de trotsche bosschen. Voor de vreemdelingen,
die de zomermaanden aan de S t e e g doorbrengen, zijn er schoone