90 NEEBLANGBBOEK.
bekend. Het Utrechtsche geslacht Proi js, waarvan de naam reeds
in de 12l,e eeuw wordt genoemd, bezat de hofstad geruimen tijd.
Ae r n t van L u n e n b u r g , Knape, wordt in 1375 genoemd.
Later behoorde’t aan het geslacht de R i d d e r , in de 15deeeuw
onder de Stichtsche edelen geteld. In volgende eeuwen ging het
herhaaldelijk door verkoop in andere handen over, totdat het in
1750 aan Er a n s G o d a r d baron v an L ij nd en van Hemmen
kwam, om nagenoeg 130 jaar in die familie te blijven.
Ook Lunenburg was van ouds een zware, gekanteelde, vierkante
toren, van een gracht omringd. In de vorige eeuw was hij door
een houten brug aan het vrij eenvoudige woonhuis verbonden.
Op de af beelding uit dien tijd is de oorspronkelijke ingang boven
den kelder nog te onderscheiden. Men vond er ook een Ileeren
buitenpoort of voorburgt” aan den weg. De toren was destijds
reeds bouwvallig. Thans schijnt hij gesloopt. Er is althans van
den weg niets van te zien en de gelegenheid ontbreekt ons, om
ons te vergewissen, of hij welligt achter het huis zijn’ grijzen
trans nog verheft. De poort is verdwenen en Lunenburg ver-
toont zieh als een aanzienlijke moderne buitenplaats, die de teeke-
nen van haar oude herkomst heeft verloren, maar in de rij der
edele huizingen aan de Wetering nog een eereplaats vervult.
Met Lunenburg is de reeks dier huizingen nog niet gesloten,
maar zij wordt voor een oogenblik afgebroken door het dorpje
Ne e r l a n g b r o e k . De buurt, die aan weerskanten van de Wetering
zieh uitstrekt, wordt gesneden door den weg van Doorn
naar Wijk bij Duurstede. Lang behoeven wij er ons niet op te
houden, al is een oogenblik verpoozing niet onwelkom, na alles
wat ons oog voorbij ging. In Neerlangbroek zelf is — wij zouden
haast zeggen: (/gelukkig” — niets te zien. Vriendelijk ligt de kerk
met haar torenspits op het pleintje bij het kruispunt der wegen,
maar van binnen heeft zij niets bijzonders. De geleerde oudheid-
kenner L. J. F. J a n s s e n heeft er eenige maanden als predi-
kant gearbeid, gelijk de hoogleeraren in de theologie J. F. v an
Oo r d t en L. G. P a r e a u er hun eerste standplaats vonden.
Vriendelijk spiegelen zieh ook de huizen en de talrijke brugjes
WALENBUBG.
in het snelstroomende water, en ’t zijn op verre na met enkel
„nesten” , wat wij er vinden; maar gebouwen, om aanzien ot
oudheid opmerkelijk, zijn er niet. Wij kunnen dus onzen togt
voortzetten, zoodra wij willen. Echter nog niet terstond m de
rigting van Wijk. Wij houden nog steeds de Wetering naar den
kant van Ov e r l a n g b r o e k , al behoeven wij zööver niet te
gaan nu wij daar de voormalige ridderhofsteden Z u i l e n b u r g
en Domp s e l a a r , die trouwens ook reeds in de vorige eeuw
weinig meer beteekenden, te vergeefs zouden zoeken. Maar op
eenigen afstand van Neerlangbroek, digt bij elkander, lag van
ouds een drietal riddermatige huizen. Een bezoek aan wat daar-
van nog over is, leidt ons ook niet al te veel uit den koers,
want een weinig verder vinden wij toch een’ weg naar Wijk.
Het landschap wordt eenzamer, nu wij de kasteelen en land-
goederen achter ons hebben. Vooreerst zijn ’t meest open vel-
den, in de verte door heuvels en bosschen begrensd, enkele
boerderijen met hun boomgaarden, en houtwerven, waar op hoogst
eenvoudige wijze met de hand wordt gezaagd. Voor ons ligt het
donkere bosch van S a n d e n b u r g , dat zieh ver m de ngtmg
van den grooten straatweg uitstrekt en waartegen de rieten daken
van schüren en hooibergen geestig afsteken. Spoedig hebben wij
nevens ons een laantje van sparren en jonge eiken en daarbij,
in het akkerland, weer een’ van die kunstelooze vierkante torens,
het eigenaardige van de landstreek aan de Langbroeksche Wetering.
’t Gebouw ziet er tamelijk vervallen uit en wordt tegen-
woordig alleen door duiven bewoond. Wilden wij ’t van binnen
zien, om de inrigting van zulk een oude sterkte te leeren kennen,
dan moesten wij op Sandenburg den sleutel vragen. Een
boerenwoning, die in haar’ bouwstijl nog eenige overblijfsels der
voormalige heerenhuizinge met haar trapgevels en haar’ hoogen
gevel boven den ingang heeft bewaard, is tegen den toren ge-
bouwd. De poort — „van een buitengewoon maaksel” , volgens de
beschrijving, maar tamelijk gewoon, volgens de af beelding de
poort is gesloopt, de gracht grootendeels gedempt, van plan-
tages of tuinen is niets meer te bespeuren, Dit is het overschot