hoord heeft aan de van L ij nd ens , die den naburigen Swanen-
burg bezaten. Het donkere geboomte dier oude heerlijkheid zien
wij op eenigen afstand zieh aan het Landfortsche bosch aan-
sluitend en er als een geheel mede vormend, ten bewijze, dat de
bezoekers van Anholt ook aan deze zijde van het stadje voor
hun wandeltogtjes houtgewas en lommer in overvloed kunnen
vinden. Landfort heeft binnen zijn grenzen groote, met krachtige
boomgroepen versierde weiden, door groene lanen ingesloten en
ten deele met digte boschpartijen van opgaand hout en opslag
omzoomd. Yan het geel gepleisterde, moderne huis komt slechts
nu en dan eens iets in ’t gezigt, evenals van den fraaijen vijver
en van den uitgestrekten bloemhof. De bodem is laag en hier
en daar drassig, zoodat het in een’ regenachtigen zomer als deze
niet altijd zeker is, of de wegen wel te berijden zijn. Wij ont-
moeten echter geen hindernissen van dien aard en doorkruisen
de lange eiken- en beukenlanen, hier en daar door populieren,
wilgen en hakhout afgewisseld, totdat wij op de gronden van
den Swanenburg aankomen. 'Ook hier vinden wij eerst nog läge
weiden, door breede singels van den weg gescheiden, biezen,
opslag en wilgen, nevens zware beuken en eiken. Het kasteel
zelf ligt iets hooger, met het front gekeerd naar den grintweg
tusschen Netterden en Genderingen, waarop ons binnenpad uitkomt.
De oude, Sterke bürgt behoorde sedert het begin der 14äe eeuw
aan de onrustige Heeren van Ul f t uit het geslacht der Heecke-
rens. Zij waren volijverige aanhangers der partij, naar den naam
van het hoofd van hun geslacht genoemd, en onder de nameil
der edelen, die een rol speelden in de voortdurende twisten dier
veelbewogen dagen, worden ook die der Swa n e n b u r g s geens-
zins gemist. Men vindt verhaald, dat het slot in 1411 door Wi l l em
van Swa n e n b u r g aan Re y n a l d van Aeswi jn werd verkocht
en in 1425 door hertog Ar n o u d ingenomen. Dit sluit
echter niet met een berigt, aan het Bergsche archief ontleend,
dat Frederik van den Berg in 1415 den Swanenburg van Fredrik
van Ulft in pandschap nam en daar hij destijds met hertog Arnoud
op goeden voet was, schijnt de inneming van het huis eenigszins
vreemd. Later hadden de Heeren van den Berg er blijkbaar
de beschikking niet meer over, en tot in het begin der 16^ eeuw
was het nog sterk genoeg , om door strooptogten op hun grond-
„ebied dien bannerheeren een doorn in het oog te zijn, totdat
het in 1518 door graaf Oswald II belegerd en veroverd werd
Die tijden van onrust zijn sedert lang voorbij. Het huis werd
ontvest en in den loop der eeuwen belangrijk vertimmerd maar
het is nog een deftig en aanzienlijk gesticht, geel gepleisterd
en goed onderhouden. Wat er van het oude huis nog mag over
zijn is moeijelijk na te gaan. Evenals zoo menig ander kasteel
vormde ’t waarschijnlijk in der tijd een vierkant, op de hoeken
door torens versterkt, waarvan twee zijden door de slotgebouwen,
de twee anderen door muren werden ingesloten, met grachten
omringd en door een valbrug aan den voorburgt verbonden. Wat
er van over is, kan het hoofdgebouw met zijn’ vooruitspringenden
vleugel zijn. In den hoek, door dien vleugel gevormd, rijst een
slanke, achtkantige toren, met een lantaren gekroond. Een breede
steenen trap leidt naar den ingang in den vleugel. Aan de voor-
zijde is’ een zware, läge toren met koepeldak gebouwd. Poort
en walmuren verdwenen, de gracht werd g e d e m p t , van den voorburgt
bleven alleen een paar stalgebouwen. Ook de buitengracht
en de voorpoort, met zijn brug aan den weg, zijn er met meer.
Een ijzeren hek tusschen twee zware palen geeft thans toegang
tot het. ruime plein voor het huis, waar fraaije eiken groeijen
en waaraan de moes- en bloemtuinen zieh aansluiten. Zooais het
thans is, zou ’t den Gelderschen of den ingezetenen van Berg
geen zorg meer baren. Vreedzaam wandelen er de geestelijke
zusters uit Duitschland rond, die het huis hebben gehuurd en
sedert eenige jaren bewonen. Maar wie een paar dagen na ons
komt, zal ook die rüstige gestalten er niet meer zien. De huur-
tijd is verstreken; morgen gaan de nonnekens elders heen en
dan staat de Swanenburg weer ledig.
Uit het bezit der Aeswijns ging het over aan Raesfelts en van
Lijndens. In ’t begin der vorige eeuw werd het door een der
baronnen van Lijnden „deftig vernieuwd en verbeterd.” Tegen