en in 1246 draagt hij zijn huis Bredevoort en de kersspelen
E l b e r g e n , Ne e d e , Gr o e n l o en G e e s t e ren. aan graaf
Otto van Gelder op. Hij heeft twee vrouwen gehad, Sof ia en
Eu f emi a . De eerste had een’ zoon H e n d r i k , vóór hem over-
leden. Hij zelf schijnt in 1252 te zijn gestorven. Toen bekrach-
tigde zijn broeder O t t o , kanunnik van Munster, alle beschik-
kingen, door Herman genomen. Zijn zoon He rma n , uit zijn
tweede huwelijk, moet bij zijns vaders dood nog jong zijn ge-
weest. In 1255 bevestigde hij de opdragt van Bredevoort, door
zijn’ vader gedaan. Günstig stond hij bij zijn tijdgenooten niet
bekend. Geldafpersing en doodslag werd hem verweten, „een
roover” werd hij openlijk genoemd en diep werd hij vernederd.
In het jaar 1277 had hij zieh op verraderlijke wijze meester ge-
maakt van graaf E n g e l b r e g t van de Ma r k , die als ge-
vangene op het slot te Bredevoort was gebragt en weldra over-
leed, deels aan zijn wonden, deels uit verdriet, dat hij in handen
van znlke „dieven en lage plunderaars” was gevallen. Engelbregts
zoon Ev e r a r d belegerde en verwoestte in het volgende jaar
den burgt. Met zijn’ bondgenoot, den Munsterschen bisschop,
behaalde hij op graaf Herman beslissende overwinningen en hard
waren de voorwaarden, waarop de fiere edelman de verzoening
verkreeg. Behalve andere vernederende boetedoeningen, waaraan
hij zieh onderwerpen moest, werd hij genoodzaakt, al zijn eigen
goederen en leenen den grave van der Mark op te dragen, om
ze weèr van hem in leen te ontvangen en de burgt Bredevoort
mögt niet worden herbouwd, eer hij een bedevaart van twee
jaren naar Palestina of Lijfland had gedaan. In 1301 kwam er
een nieuwe bisschop, die zieh in zoover aan de gesloten over-
eenkomst niet stoorde, dat hij voor zieh zelven de sloten Lohn
en Bredevoort in bezit nam, terwijl graaf Herman omstreeks
1312 oud en kinderloos stierf. De regten op Bredevoort, aan
Hermans neef Ot t o van Ah u i s vervallen, werden door dezen
aan den bisschop verkocht. Inmiddels had de graaf van Gelder
zieh, naar het schijnt, niet gemengd in de zaken, die hem tocli
ook zoozeer aangingen. Hem hield de strijd om de Limburgsche
nalatenschap de handen gebonden en sedert dien tijd waren zijn
verstandelijke Vermögens gekrenkt. Maar zijn zoon R e i j n o l d
was de oude regten van zijn huis op Bredevoort niet vergeten.
De wapens werden opgenomen en de oorlogskans besliste ten
voordeele van Gelder. In ’t bezit van Bredevoort werd hij ge-
handhaafd en daar Munster nooit de pandpenningen loste, bleven
ook de gerigten Wi n t e r swi j k , Aa l t e n en Di n x p e r l o „met
het vrijgraafschap” Geldersch.
In 1597 veroverde prins Maurits de sterke en kloek verdedigde
stad na een langdurig beleg, waarin hij schitterende proeven gaf
van zijn kunst, om onoverkomelijk geachte terrem-hindernissen
te overwinnen. De Spanjaarden verrasten Bredevoort in 1606,
maar üit het kasteel werd wakker tegenstand geboden, en in-
middels rukten Staatsche troepen aan tot ontzet, zoodat de over-
winnaars zelven zieh bij verdrag moesten overgeven.
Toen de bisschop van Munster in 1672 het beleg om de stad
liet slaan', kon het slot haar niet meer beschermen en binnen
weinig dagen was haar val beslist. De oude burgt lag in puin.
Op Zondag namiddag, 12 Julij 1646, was de kruittoren door den
bliksem getroffen. De zware muren waren uiteengeslagen. Onder
het puin van het ingestorte anibtmanshuis lagen de lijken van
den drost, de drostinne, acht hunner kinderen, ,twee gasten, de
Fransche gouvernante, eenige bedienden en den schildwacht, die
op de plaats bij de trappen stond. Negentien personen in ’t kasteel
zelf vonden den dood. In de stad waren nagenoeg alle huizen
geweldig beschadigd en vele menschen gewond, maar bovendien
waren er nog een en twintig menschen en kinderen verpletterd.
Niet minder dan veertig slachtoffers had de ontzettende uitbarsting
gemaakt. Van ’t gezin van den drost, Wi l l em van Ha e r s o l t e ,
overleefde slechts een zoon, die afwezig was, den ramp. De oven-
gen, met een nicht der drostinne, B e r e n d j e van Br a k e i ,
ten getale van elf, werden bij elkander op het koor der kerk ter
rüste gelegd.
In de vorige eeuw waren er nog enkele overblijfsels van het
kasteel te zien. Wij bespeuren er niets meer van. Alleen een oud,