geweest, toen de beminnelijke oudste dochter des Zwijgers,
prinses M a r i a, op dit slot in 1595 met den wilden graaf
van Ho h e n l o h e in den echt werd verbonden, en dat zij er
meermalen vertoefde, gelijk zij er in 1616 overleed, wettigt het
vermoeden, dat het oude huis harer vadereu voor de hooge
Vrouwe geen ongeschikte woning was.
Het kasteel der Nassau’s was niet meer de sterke burgt, waar
de Heeren uit den ouden stam hun’ zetel hadden, tot dat Wi l lem
van Bu r e n in 1435 door hertog Arnold uit huis en goed
werd verdreven, ^ waar de hertog zelf sedert 1465 door zijn’
zoon Adolf gedurende zes jaar werd gevangen gehouden, —-
waar F r e d e r i k van Egmo n d als de eerste Heer uit een
nieuw geslacht, siuds 1492 als de eerste g r a a f van Buren,
had geheerscht. Een jaar na de verheffiug van Buren tot een
graafschap verwoestten de Gelderschen het oude slot. Zooais
graaf Frederik het herbouwde en zijn niet minder wakkere en
strijdvaardige zoon F l o r is van Egmo n d het versierd had,
werd het bewoond door keizer Karels gunsteling Maxirni-
l i a a n , die zelfs zijn graafschap Buren tot een hertogdom ver-
heven had kunnen zien, als hij niet (/liever een rijke graaf, dan
een arme hertog” ware geweest. En daar had in 1551, op den
8stcu Julij, de luisterrijke echtverbindtenis plaats tusschen Maxi-
miliaans eenige dochter An na en Wi l l em van Na s s a u ,
prins van Oranje. Daar werd den 19den Dec. 1554 hun oudste
zoon, F i l i p s Wi l l em, geboren.
Al is dus van het slot, en zijn heerlijkheid niets meer over,
dan wat gehouwen steen in de läge kom, met moesgroenten be-
teeld, dan de wallen en het schaduwrijke plantsoen waarin thans
een hoekje tot begraafplaats is afgezonderd, dan een oude poort
met vervallen woningen, —- om de wille van vele herinneringen,
er aan verbonden, is het ten volle waardig, dat de Nederlander,
wien zijn vaderland en zijn geschiedenis dierbaar is, bij zijn
rondwandeling ook herwaarts zijn schreden rigte. En ’t is te ho-
pen, dat althans die oude, havelooze poort vooralsnog gespaard
blijve, al munt zij op zieh zelve geenszins door schoonheid uit.
De zware moppen, waarvan zij gebouwd is, schijnen haar te
ken merken als een werk uit den oudsten tijd, als reeds afkom-
stig van het eerste kasteel. Daar zijn woeste en krachtige , blijde
en droevige gestalten door dat hecht gewelf gegaan. Reeds sedert
het midden der 12äe eeuw komen Heeren van B u r e n voor
als magtige, rijk gegoede edelen, die in hun gebied van niemand
afhankelijk waren. Zij bezaten het als eigen goed en voerden
den titel van n o b i l e s h omi n e s — edele mannen. Wel
had Heer O t t o in 1298 zijn’ burgt den grave van Gelder
in leen opgedragen, maar de heerlijkheid bleef onaangetast. En
werd later, omstreeks 1367, ook het land van Buren een Gel-
dersch leen, later blijkt het weer van allen leenpligt ontslagen.
Sedert 1472, toen Frederik van Egmond het ter vergoeding
van door hem ten behoeve van hertog Arnold geleden verliezen
in eigendom ontving, heeft Buren nooit een deel van Gelderland
uitgemaakt,. ’t Werd altijd als een zelfstandig gebied beschouwd,
tot dat het in 1795, ondanks het protest der inwoners, bij
Gelderland werd ingelijfd. Al die eeuwen door was het slot het
middelpunt der heerlijkheid. Van hier trokken de onrustige Heeren
ten strijde. en ook de woelige proost van Aken , die zelf de
bisschoppelijke mijter, zijn’ nabuur en neef Zweder van Culem-
borg op het hoofd geplaatst, had begeerd, verliet door deze
poort den bürgt zijns broeders, om Kuilenburg door verraad te
verrassen en om daar //op de visohbank een smartelijken en
smadelijken dood te vinden. Edele jonkvrouwen werden als biui-
den der hooge Heeren er binnen geleid, of gingen van hier als
gemalinnen naast den besten adel haar plaats innemen. De laatste
Heer uit het oude geslacht ging van hier in ballingsohap en zijn
overwinnaar kwam er als gevangene van zijn’ eigen zoon. De hof-
stoet der Burensche graven deed de gewelven weergalmen van
hun vrolijk gekout en de zware tred hunner welbeproefde krijgs-
makkers weerklonk er. De stadhouders betraden de ruwe steenen
van dit oude plaveisel, en zeker stond er ook wel de voet van
dien „Duit,sehen vorst” , die Cl a a s B r u i n en zijn reisgezelschap
Hmet heuschheid had begroet,” toen hij wonder sohijn van een