vond dezen weg gesloten, maar de toi was naar Dordt verplaatst
en Geervliet, dat er eenige welvaart. aan te danken had gehad,
daalde af tot een onbeduidend landstadje, straks tot een dorp,
dat zijn wallen en poorten verloor en slechts in zijn kerk en
zijn raadhuis eenige herinneringen aan zijn vroeger aanzien be-
houden heeft. Het land in den omtrek is vruchtbaar en het dorp
heeft dan ook goede huizen en groote hofsteden, maar het zou
daarom geen bijzondere aanspraak rnaken op een bezoek, even-
min als het naburige A b b e n b r o e k , dat daarginds op körten
afstand zijn torenspits boven het houtgewas vertoont en evenzeer
een nette en welvarende plaats is. Zulke dorpen zijn gelukkig
in ons vaderland zoö talrijk, dat het overbodig mag worden ge-
noemd, om die reden alleen onze zwerftogten derwaarts uit te
strekken. Geervliet heeft echter voor onze geschiedenis eenig belang
gehad en zijn kerkgebouw bewaart de tombe van een’ edel-
man van hoogen rang en grooten nham. Heer Ni c o l a a s van
Put ten ligt er begraven met zijn gemalin, Aleid van Stri jen.
Geervliet was de hoofdplaats der uitgestrekte en aanzienlijke
heerlijkheid P u t t e n , die van groote wateren fl- als de Ou d e
Maas , de Bo r n i s s e , de Wi e d e l e en het H a r i n g v l i e t —
doorsneden, herhaaldelijk door geweldige overstroomingen geteis-
terd, evenmin als die van* Voome een zamenhangend geheel uit-
maakte. Van Geervliet liep zij Oostwaarts tot Ridderkerk, Zuid-
waarts over Middelharnis tot Ooltgensplaat, terwijl ook de ver-
dronken, door Lamoraal van Egmond herwonnen landen, als de
Beijerlanden bekend, er onder behoorden. Reeds in de eerste
helft der l l äe eeuw wordt een Ge r r i t van P u t t e n genoemd,
maar eerst sedert het begin der 13äc valt er meer licht op de
leden van dit edel en magtig geslacht. Een drietal Heeren, allen
N ic ol aas genoemd, treden in de gesehiedenis op. De laatste
verkreeg door zijn huwelijk met de erfdochter van Wi l l em van
St r i jen ook de belangrijke, aan zijn goederen palende heerlijkheid
van dien naam. Zonen liet hij niet na. Een zijner dochters,
Od a, huwde den Heer van Ga e s b e e k , en hun dochter J e n n e
bragt de heerlijkheden Putten, Strijen en Gaesbeek aan haar’
echtgenoot Zwe d e r van A b c o u d e , Heer van Wijk en Duur-
stede. Heer J a c o b v a n Ga e s b e e k , na den noodlottigen dood-
slag, op zijn’ eenigen zoon gepleegd, de laatste van zijn stam,
zag zieh genoodzaakt, zijn heerlijkheden Putten en Strijen in 1456
aan hertog Filips van Bourgondie af te staan, gelijk hij die van
Wijk aan den bisschop van Utrecht moest overgeven. Na zijn
dood kwam Putten aan den grave van Charolois en sedert bleef
het met de grafelijkheid vereenigd.
De kerk van Geervliet ligt op een plein, door hooge iepeu
beschaduwd, en is een ruim, goed onderhouden gebouw, waar-
van alleen het schip voor de godsdienstoefening wordt gebruikt.
Wij: vinden daar een aantal zerken , waaronder een van den deken
Jo. F a b r i , een herinnering aan het College van een’ deken en
tien kanunniken, in 1307 door Claas vän Putten gesticht, waar-
aan groote voorregten waren verbonden. Daar bij het opngten
van de nieuwe bisdommen in 1566 sommige inkomsten aan den
bisschop van Haarlem waren toegekend, kwamen de Geervliet-
sche kanunniken in verzet. ’t Gevolg was, dat het kapittel in
1571 naar Haarlem werd verplaatst.
Het koor der kerk, door een’ muur van het schip geschei-
den, is een groote, holle ruimte, tot bergplaats van allerlei
rommel gebruikt. Achter een’ Stapel schoolbanken ontdekken wij
een nis en in die nis Staat de oude, geschonden, maar nog altijd
merkwaardige tombe. Naar- het schijnt heeft zij vroeger elders
gestaan, zoodat zij van alle zijden zigtbaar was. Zij is van blaau-
wen steen, aan de voorzijde met tien kleine kolommen en Go-
thische Ornamenten versierd en draagt twee zerksteenen van on-
gelijke grootte. Daarop liggen onder Gothische baldequins twee
levensgroote beeiden, die de handen verloren hebben, maar ove-
rigens vrij goed zijn bewaard. De man is bekleed met een malien-
pantser, waarover een wapenrok is geplooid. Het hoofd is ont-
bloot, aan den linkerarm hangt het schild en in een’ breeden
gordelriem steekt het gebroken zwaard. De vrouw heeft het hoofd
bedekt met een kap, die een deel der muts laat zien en is ove-
rigens in een lang gewaad gehuld. De aangezigten en de handen