kend geworden als die van een uitgestrekt krankzinnigengesticht.
Het groote hoofdgebouw en de fraaije woningen van direoteur
en geneesheer liggen vriendelijk tusschen booge boomen in een’
ruimen, smaakvol aangelegden lusthof. Ook hier heeft de tram
een Station.
De volgende halte is te Be r l i c u m . Daar zijn er zelfs twee,
want Berlicum is een zeer lang dorp. Het oudste deel is in den
omtrek van de fraaije Romaansche kerk, die in het bezit der
Hervormde gemeente is. Niet ver van daar lag eertijds het adellijk
Hu i s te Be r l i c um, naar het riviertje, dat er längs stroomt
ook t e r Aa genoemd. Evenals de andere kasteelen bij het dorp,
is ook dit slot gesloopt. Thans vinden wij er nog een heerenhuis,
met witte muren en rood dak, in zijn plantsoen gelegen.
De eerste halt is bij het logement De g o u d e n l e e uw, in
de dorpsstraat. Verderop staan de huizen wat verder uiteen, maar
zij volgen elkander toch nog een’ geruimen tijd längs den weg op
en de groote, nieuwe R. C. kerk met haar’ zwaren toren, hoe ver
ook van het begin des dorps, ligt nog geenszins aan het einde.
Ook hier stopt de tram een oogenblik en dan gaat het weer verder,
längs de molens, de verspreide woningen, de groene hagen, de
dennen- en akkermaalsboschjes, de rogge- en boekweitvelden,
en de talrijke populieren, die er ten gerieve der vele klompen-
makers wassen. ’t Blijft een aangename landstreek en ’t is er ook
geenszins eenzaam en onbevolkt. Oud en jong weet zieh intusschen
voor de met pijlsnelle vaart voorbij schuifelende slang wel te wachten
en ook de stevige karrepaarden,' met hun blinkend koperwerk aan
het tuig en hun gol\ ende vliegennetten, slaan niet veel acht meer
op de verschijning van hun’ zonderlingen collega. Een enkele maal
schijnt er een oogwenk gevaar. Een jong, vurig ros, door den
bestuurder, die in de kroeg z it, zorgeloos alleen gelaten, schrikt
en steigert en springt met de ledige kar vlak voor de machine
op de rails. Maar onze voerman heeft zijn stoompaard goed in de
magt. Een wenk en het staat onbewegelijk stil, terwijl de ängstige
viervoeter nog bij tijds wordt gegrepen. Het laatst stoppen wij te
Mid d e l r o d e , een buurt onder Berlicum behoorende. Dan volgen
eikenlanen, elzenwallen, weiden en akkers in het hout, groene
zijwegen, een uitgestrekt bosch en daar vertoont zieh op eens ter
zijde van den weg het doel van onzen togt, het grijze kasteel
met zijn torens, voorpoort en buitenmuren. — H a lt! — ’.t Is goed,
dat het huis zoo duidelijk van den weg te zien is. Immers, het
dorp ligt nog wel een half uur verder en wij winnen tijd, door
hier af te stijgen. Tusschen den weg en het kasteel ligt een groote
weide, door eikenlanen ingesloten. Kloek komt het gebouw boven
het houtgewas aan zijn’ voet en tegen den donkeren achtergrond
uit. Reeds aanstonds zien wij een voorproefje van de oudheden,
daar te vinden, in het kanon in het gras en in de kunstig ge-
smeedde ijzeren sieraden van de palen aan den ingang der oprij-
laan. De laan leidt ons längs de buitengracht en den ommuurden
voorburgt, waarachter het slot uit zijn breede grachten oprijst.
Dan buigt zij zieh en onder het loofdak van hooge iepen vinden
wij de lange brug naar de voorpoort. Het poorthuis met zijn’
toren en trapgevels maakt een’ günstigen indruk. Romeinsche wapen-
trofeen van hardsteen zijn in de muren gemetseld en in het ruime
poortgewelf treffen wij reeds een klein museum aan; oude, fraai
bewerkte muurankers, stangen voor windvanen, ijzeren roosters,
antieke lantarens en ander ijzerwerk, terwijl het voorplein ons eenige
proeven van beeldhouwkunst in beeiden, vazen en dergelijke Ornamenten
te zien geeft. Een deftige steenen brug leidt naar het
kasteel zelf. Terwijl de dorpelwachter voor ons toegang vraagt,
hebben wij gelegenheid, den forschen gevel te beschouwen. Het
hoofdgebouw is grijs gepleisterd, met Gothische vensters, hoog
leijen dak en met talrijke consoles en wapens van'gehouwen steen ,
in de muren gemetseld. Op den hoek rijst een ronde hangtoren,
steunende op een vierkant voetstuk met inspringende hocken.
Naast het huis ligt een bestraat plein, aan den achterkant gesloten
door een gebouw, dat de ridderzaal bevat, terwijl een op bogen
rüstende galerij en een hooge, nieuwgebouwde toren de zijde tegen-
over het kasteel beslaat. In dezen vorm is het gebouw deels uit
de laatste jaren, deels tamelijk oud, hoewel sterk gerestaureerd.
In het jaar 1610 bestond het tegenwoordige huis reeds, maar