komen, en blijft er nog steeds veel te leeren over, hoogst belang-
rijk mögen de uitkomsten worden genoemd. Van de stations
Be r g e n op Zoom en K r u i n i n g e n werden in 1881 niet
minder dan 1 547 231 Kg. oesters verzonden. Bij het snelle ver-
voer kunnen in het buitenland hooge prijzen worden bedongen
en belangrijke kosten zijn aan de oesterteelt verbonden. Goedkoop
zullen zij nooit worden en er is geen denken aan, dat zij ooit
tot voeding van „het volk” zullen bijdragen. Maar tal van handen
vinden er werk en tal van monden brood door, zoodat ook hier
de welverdiende winst der vermögende ondernemers aan velen
ten goede komt.
Bij onzen watertogt zien wij van deze dingen niets, dan de
boven de zee uitstekende takken, die de grenzen der verpachte
perceelen aanwijzen. De- collecteurs liggen onder water en ge-
vischt. wordt er heden niet. De bui is losgebroken. De regen drijft
ons naar de kajuit. De inspectie moet worden opgegeven en de
steven huiswaarts gewend. Maargroote, uitvoerige kaarten, waarop
alle platen en ondiepten, alle weeren, alle mossel- en oesterbanken
staan aangewezen, komen onze voorstelling te hulp en
de belangrijke mededeelingen omtrent de visscherij op deze stroo-
men doen ons het uitstapje op de Ooster-Schelde geenszins als
mislukt beschouwen, al werd het doel ook niet ten volle bereikt.
In den middag zien wij toch nog iets van de behandeling
der jonge oesters. Het stadje T h o l e n is met de stoomtram zoo
gemakkelijk te bereiken, dat wij het niet onbezocht willen laten ,
nu wij zoo digt in de nabijheid zijn. De bui is overgedreven, de
lucht is opgeklaard en vriendelijk schijnt weer de zon. ’t Is ook
een aangename landstreek, die wij doorjagen. Aan deze zijde van
Bergen zijn de oude wallen nog gedeeltelijk over, en als wij Iren
achter ons hebben, komen wij in een vruchtbaar, houtrijk oord,
deels polderland, deels vrij hooge zandgrond. Beetwortei wordt
er veel verbouwd-, om in de fabrieken tot suiker verwerkt te
worden. Overigens vinden wij er korenakkers en akkermaals-
boschjes, terwijl de straatweg doorgaans met hoog geboomte beplant
is. Op een’ wat golvenden bodem ligt het dorp Ha l s t e r e n met
563
boomgaarden en tuinen, boerderijen en heerenhuizen en zijn kerk
in het groen. Wij laten het regts van ons liggen, daar de groote
weg er niet doorheen loopt; maar wij kunnen er toch genoeg
van zien, om te begrijpen, dat het een geliefd uitspanningsoord
voor de Bergenaars is , en dat het uitzigt er fraai en ruim moet zijn ,
voor zoover het niet door het houtgewas wordt belemmerd. Rondom
toch zijn het vruchtbare vlakten, en op körten afstand blinkt de
groote waterspiegel der maglige Schelde. De läge polders, waar-
van sommigen nog de namen van Bergens oude Heeren in her-
innering houden, werden bij oorlogsgevaar onder water gezet.
Dan was van deze zijde de toegaug tot de veste voor den vijand
gesloten en Halsteren rees er als een eiland uit zee, met zijn
schansen den wijden omtrek beheerschend. Het L a n g e Wa t e r ,
een oude riviertak, thans een smalle waterloop, eertijds de grens-
scheiding tusschen Brabant en Zeeland, deed voor de inundatien
goede diensten. Bij de herberg h e t P a 1 i n g h u i s zien wij den
kleinen stroom. Ook Tholen, de sleutel van Zeeland, werd er
door gedekt en in het treurige jaar 1747 hield de watervlakte
in deze polders de overwinnaars van Bergen buiten de Zeeuwsche
grenzen.
Een rit van een half uur brengt ons in de nabijheid van Tholen.
Maar wij zijn er nog niet in. De rivier de E e n d r a g t ; ook een
der Scheldearmen, scheidt ons nog van de stad. V\ ij moeten met
de veerpont over. Zou ’t zoo bezwarend zijn een brug te maken ?
Tholen wil er niet van hooren. De verpachting van het veer brengt
te veel voordeel aan voor de stedelijke kas. Volgens octrooi van
hertog Filips van 1462 werden der stad alle veeren, die er destijds
waren en nog zouden komen, in erfpacht geschonken. Dit veer
is alleen nog over. Dat op Romerswaal verviel, toen die stad
verzwolgen werd, even als een ander op het eveneens verzonken
B r o o d e l o o z e . Van den dijk hebben wij gelegenheid het stadje
met zijn nog ten deele gespaarde en met iepen beplante wallen
te bezien, terwijl wij de veerpont wachten, ’t Ligt er vriendelijk
aan den zoom der smalle rivier en levendig is ’t op den Brabant-
schen oever, waar groote wagens het kostbare vlas, met schepen