gegeven, met het jagtslot Neme r l a a r , waaraan het sedert Verbünden
bleef. Reeds lang waren zijn weekmarkten vermaard en
’t ontbrak ook niet aan de noodige bescherming van de zijde
der hertogen, om vrijheid en v e i l i g h e i d voor kooplieden en goede-
ren te waarborgen. De weverij van wollen stoffen was er eens
in hoogen bloei; niet minder dan vijfhonderd weefgetouwen moet
men er hebben geteld. De brouwerijen, ten getale van acht en
dertig, haddeu een’ goeden naam. Maar ook hier deden de rampen
des oorlogs zieh droevig gevoelen. Groote schade leed de welvaart
door de plunderingen en brandschattingen van den geweldigen
Ma a r t e n van Rossem en in den worstelstrijd met Spanje
had Oisterwijk ruim zijn deel aan de algemeene eilende. Voor
zoover zieh echter uit eenige gegevens laat opmaken, bleef het
aantal huizen gedurende een viertal eeuwen nagenoeg .op dezelfde
hoogte, en er is .weinig reden om aan te nemen, dat Oisterwijk
in vroeger tijd zooveel grooter zou zijn geweest, dan tegenwoor-
dig, of zelfs in 1846, toen er van gezegd werd „dat zÜn welvaart
geheel verdwenen was.” Wel was in de 18ie eenw eenige
achteruitgang merkbaar geweest, rnaar ’t verlies herstelde zieh
allengs weder, vooral sedert betere gemeenschapswegen, waar-
van ’t gemis zieh eenige jaren tegenover meer bevoorregte plaat-
sen zeer had laten gevoelen, Oisterwijks handel en nijverheid
de gelegenheid tot mededinging hadden geopend. De bezoeker
ontvangt, in dezen tijd althans, geenszins den indruk, dat hij
een kwijnende plaats is binnengetreden. Oisterwijks weekmarkten
zijn nog van beteekenis,'j vooral om den handel in boter en
vee, en zijn looijersbeurs is de belangrijkste van geheel Noord-
Brabant. . -
Het dorp bestaat hoofdzakelijk uit. een dubbele rij huizen,
aan weerskanten van een’ zeer breeden weg. ’t Gemeentehuis,
met hoog bordes en torentje, Staat midden in de straat en verdeelt
Oisterwijk in twee deelen. Eertijds vond men hier de overoude
kapel van O. L. V., om haar wonderdoend beeid bij de
R. Catholieken wijd vermaard en door duizenden bedevaartgangeis
bezocht. Na den Munsterschen vrede verlaten en vervallen, werd
zij in 1:728' tot raadhuis ingerigt en in 1836 herbouwd. Het
eene deel draagt van ouds den naam van h e t L i n d e i n d . Dit
vormt een ruime marktplaats, waar wij menig nieuw en aanzien-
lijk heerenhuis vinden, al rnunten niet allen door smaakvollen
bouwstijl uit. De moderne woningen vormen een scherp contrast
met het oude, door zware steunbeeren op de been gehouden ge-
bouwtje,' dat den hechten, maar somberen bouwtrant der vade-
ren in herinnering houdt. Voor zulk een huis zaten de drinkende
boeren van Te n i e r s ! Een lindenberceau vormt een der eigen-
aardigheden van het plein, maar daaraan ontleent het zijn’ naam
tocli niet. Linden overschaduwen de dorpsstraat ook aan de andere
zijde van het gemeentehuis, in het gedeelte, dat h e t - K e r k e i n d
heet. Maar hier, op het grasperk, stond „de linde” , de oude,
wijdvermaarde, reusachtige linde, die zelfs, naar sommigen be-
weren, reeds in de 13äe eeuw als een „dikke boom” werd vermeld
, die —- al klom haar leeftijd ook zoö hoog niet op — toch
zeker wel van eeuwen heugde en wier breede kroon zieh tot.
aan de huizen moet. hebben uitgebreid. Tal van palen schraagden
de wijd uitgeslagen takken. Onder zijn bladerendak werd linnenen
botermarkt gehouden, en men zegt dat een geheel regiment
Soldaten er onder schuilen kon. Wanr is zij nu? Zij is er nog
wel';1 maar ’t zou mogelijk zijn, dat zij aan de aandacht öntsnapte.
Alleen het geraamte is nog over, ’t Ziet er wonderlijk uit. Be-
langwekkend is. het overschot, maar indrukwekkend niet meer.
De bast is verdwenen, het merg is vergaan. Een zonderling netwerk
van knoestige worteltakken draagt nog een läge, kort afge-
sneden kroon, die thana geen lotnmer meer geeft. Van den mast-
böom, die eertijds slank en tier uit de linde opwies en zijn
naaldguirlandes liet neerhangen op het digte bladerendak, is niets
meer te bespeuren. Een ijzeren 'hekje, naar de afmetino- der
vroegere dikte van den stam, beveiligt het armelijk overblijfsel
van den uitgeleefden s wegstervenden boom. Een sieraad voor het
marktplein is hij niet meer. Toch is het goed, dat hij als een
merkwaardigheid in eere gehouden en zijn grijze ouderdom tegen
baldadigheid beschermd wordt. Thans is de roem van het plein