kanten ons aan een Gooisch of Drentsch dorp herinnert en een
schoone linde breidt haar loofdak vriendelijk over een kruispunt
van wegen uit, terwijl de witte huif eener kar het landschap
zoo eigenaardig stoffeert, dat het wel schijnt, alsof zij opzettelijk
daar was geplaatst, om den günstigen indruk, dien Hedel op ons
maakt, nog te versterken.
Met dien indruk moeten wij ons trouwens vergenoegen. Wat
eens aan het dorp en de heerlijkheid beteekenis gaf, is ver-
dwenen. Regten heeft zij niet meer, zooals in de jaren, toen
zij een baronie en hooge heerlijkheid was, ten Zutfenschen regte
van Gelderland in leen gehouden. Komt de naam He d i l l a
reeds in het begin der 9 d“ eeuw voor, als de plaats, waar zeker
aanzienlijke Frank, met name S e l i r a t , een halve manse aan
het klooster Lauresham had geschonken, eeuwen lang zwijgen
de oorkonden over haar vordere geschiedenis. Eerst in 1316
vinden wij haar weer vermeld. Destijds behoorde zij den Heere
van C r a n e n d o n k , uit het geslacht van H o o r n e , als een
eigen goed, nog niet aan den Gelderschen graaf onderhoorig.
Van het landregt van den Bommelerwaard, destijds door graaf
Reinold bevestigd, werd Hedel, evenals Asperen en enkele
andere onafhankelijke heerlijkheden, uitgezonderd. In 1327
regelde de graaf als landsheer er eenige dijkzaken. Hij bepaalt
althans, dat de geerfden van Hedel, met die van Driel, Rossem
en Hurwenen, de kosten moesten dragen van de waterleiding,
van het punt waar de bijzondere wateringen zamen kwamen tot
in de Maas. Heer Willem van Cranendonk draagt echter in dat
stuk nog den titel van „eenen edelen man.” Later, in 1336,
verklaarde deze Heer Willem zijn’ bürgt Hedel als een open
huis des graven ten Zutfensche regte ter leen te houden. ’t Was
den grave dus gelukt, wederom een’ der kleine, onafhankelijke
Heeren min of meer aan zieh te onderwerpen. De landsvorst
kreeg daardoor evenwel alleen de beschikking over het huis,
met voorburgt en vestingen. Van overdragt van het regtsgebied
is geen sprake, evenmin, als toen Willems broeder Dirk in
Januarij 1342 zijn eigen goed en erve „in zijn gericht” te Hedel
verbond voor een jaarlijksche rente van 50 pond, die hij, en
als wijlen zijn broeder, van den hertog als een regt mansleen
hield. En kon hij den vorst of zijn’ nakomelingen een ander
goed aanwijzen en in eigendom afstaan, dan zouden de Hedel sehe
goederen „quyt ende loss van dezer geloeften” zijn. Zoo was
hij getreden in de rij der „Smalheeren,” die den landsvorst als
Ieenheer huldigden, maar toch hun eigene regtsmagt behielden,
terwijl hij zieh blijkbaar voorbehoudt, zijne volle onafhankelijk-
heid te hernemen, zoodra hij daartoe in staat zal zijn. Weinige
maanden daarna moet hij gestorven zijn. Reeds in September
vanrshetzolfdo jaar draagt E r m g a r d , de huisvrouw van Th oma s
van Z e v e n b e r g e n , het huis te Hedel den hertog op. Ver-
moedelijk was zij de zuster van Willem en Dirk. Dan volgen
weer eenige jaren, waaruit geen berigten zijn overgebleven.
Het blijkt alleen, dat aan Margaretha, gravin van der Lippe,
de derde vrouw van J a n van P o l a n e n , in 1379 Hedel als
wednwen-goed was voorbehouden. Ot to van de Le c k e , de
eenige zoon uit dat huwelijk, werd er toen mede beleend,
„voorbehoudens de togt van zijne moeder Margriet.” Deze Otto
huwde Sofia, de erfdochter van Berg. Sedert bleef Hedel in
het bezit van dat geslacht. Doorgaans behoorde ’t aan een’
jonger zoon; soms keerde het tot den Heer van Berg terug;
niet zelden was het een twistappel tusschen broeders. Meer dan
eens ook was er geschil met den landsheer over de regten, er
aan verbunden. In 1698 werd de heerlijkheid door den toen-
maligen bezitter F r e d e r i k Ma u r i t s de la To u r d’ Au vergne:];;
markies van Bergen op Zoom, aan den drossaart
van Hedel G. F. v an de P o l verkocht. Maar de Staten van
Gelderland lieten hun regt van naasting gelden en vernietigden
den koop, ondanks de vertoogen van den kooper, die staande
hield, dat alleen het huis, niet de grond of de heerlijkheid, een
leen van Gelder was. Hedel werd aan de domeinen gehecht en
voortaan door de rekenkamer beheerd.
Het slot is verdwenen. De plaats, waar het stond, is ten
deele ingenomen door de R. C. kerk. Van den loop der grachten