Niet zonder leedwezen nemen wij afscheid van de vriende-
lijke stad, in wier fraaije, houtrijke omstreken wij gaarne nog
wat langer hadden vertoefd, ook om een uitstapje te maken naar
de hoogere zandgronden aan de Belgische grenzen, waar het
landschap een gansch ander karakter vertoont dan in de polders.
Wij zouden dan tevens welligt in de nabijheid zijn van het too-
neel der listige boevenstukken van den vermaarden vos Rei-
n a e r t. In dit gedeelte van Viaanderen meent men eenige plaats-
namen uit dit onsterfelijk gedieht te hebben weergevonden, en
»Willem van Utenhove
Een priester van goeden love
Van Erdenburch”
door Maerlant vermeld en door sommigen voor den bewerker
van het tweede deel van den Re i n a e r t gehouden, behoorde
in Aardenburg te huis. Ook konden wij, op vaster geschiedkun-
digen bodem staande, eenige plaatsen bezoeken, waar in 1672
met de Fransohen, in 1831 met de Beigen wakker gevochten werd.
Maar onze weg ligt in andere rigting, r— de Wa t e r p o o r t
u it, de vruchtbare velden, die den ouden waterweg vervingen,
door, de hooge, prächtig begroeide dijken längs en voorbij de
bijna digtgewassen kreeken, waaraan nog het overschot der voor-
malige haven te herkennen is. ’t Is heldere zonneschijn en ’t is
een liefelijk landschap, al wordt het wat minder aantrekkelijk,
als wij door de vlakke polders in de nabijheid van Oo s t b u r g
rijden. Op dezen zomermorgen ademt alles vrede. Niets doet ons
denken aan strijd en verwoesting. Toch heeft het ook hier deerlijk
gespookt. Verdronken in zee ligt Lank A a rd e nb ur g , op een
lange, smalle strook lands tusschen de stad en haar voorhaven
gebouwd, dat in t begin der 15äe eeuw verzwolgen werd. Ver-
dwenen is de aanzienlijke heerlijkheid, met het eenmaal door
visscherij bloeijende dorp Coxjde en een sterk kasteel. In 1570
ging zij onder en wat er nog van de gebouwen was overgebleven,
werd in 1587 neergeworpen. De plaats wordt ons gewezen, waar
de bedijker van het door den watervloed gevormde C o x y s c h e
Gat , de generaal van Damme, een sierlijk pavillioen tot zomer-
verblijf had gebouwd. Overstroomd werden de belangrijke leenen
Gr o o t en Kl e i n Ba e r l e , waaraan een edel en roemruchtig
Vlaamsch geslacht, ook in Aardenburg invloedrijk, zijn’ naam
ontleende. ’t Is altijd dezelfde geschiedenis, maar altijd weer
aangrijpend in haar eentoonigheid! Maar ook hier de geschiedenis
van g o u d u i t sch ui m.
Tusschen Aa r de n bu r g en Oo stb ur g stroomde voor eeuwen
een breede watervlakte, die rijk geladen schepen en plunderende
krijgsbenden voor de muren der krachtig zieh ontwikkelende steden
bragt. Thans rijden er de hooggeladen wagens, met den overvloe-
digen oogst van de welige akkers beladen, thans golft er het graan,
en kloeke hofsteden met hun iepenbosschen rijzen er op en wel-
doorvoede runderen liggen er rüstig in de maische weiden.
Niet geheel ontbreekt er het water. Aan den voet van den
hoogen, met heerlijk hout begroeiden dijk, die daar ginds nevens
de torentjes en daken van Oostburg zieh uitstrekt, en waarover
straks onze weg ons leiden zal, tintelt een lange, breede kreek,
een rivier gelijk, en zijn kalme, heldere waterspiegel weerkaatst
het - gepluimde riet aan zijn zoomen en het bonte vee, dat zieh
bebagelijk baadt in het koele vocht, en de witte zomerwolkjes
aan den blaauwen hemelboog. ’t Is een der fraaiste landschappen,
die wij in Zeeuwsc.h Viaanderen nog gezien hebben, door de be-
vallige bogten, waarmede ,/h et g r o o t e Ha f zieh door de velden
slingert, door de golvende lijnen en de rijke tinten der boom-
groepen längs den oever, door de levendige stoffering van den voor-
grond, door de afwisseling in vorm en kleur, overigens in de
uitgestrekte polders wel wat veel gemist. Ook hier ontbreken
echter de herinneringen aan droevige, zij ’t dan ook voor het
Hollandsch hart verkwikkende dingen niet. O o s t b u r g verwierf
zieh een’ eervollen naam in 1830. Hadden de Vlamingen er op
gerekend, dat het hun gemakkelijk zou vallen , hun halve broeders
aan deze zijde der Schelde in den opstand mee te slepen, kostte
’t hun ook weinig moeite, hun vlag op de torens der open lig-
gende steedjes en dorpen te planten, de bevolking was niet op