den winter maakte zeker een’ hoogeren rijweg noodzakelijk, maar
wij zouden haast vragen, of dit doel niet met minder opoffering
van land had kunnen bereikt worden. Over ’t algemeen maakt
de landstreek een’ aangenamen indruk, al worden wij versterkt
in onze overtuigiug, dat de Neder-Betuwe er niet bij verliest, als
zij tusschen de wielen gezien wordt. Plekjes, die onweerstaan-
baar verlokken orn den gebaanden weg te verlaten en door te
dringen in geheimzinnige woudpartijen, längs lommerrijke, kron-
kelende boschpaadjes, waar stille vijvers onder hooge boomen
droomen, zoekt gij hier te vergeefs. Afwisseling is er wel en
aan fraaije landgezigten ontbreekt het nie t, maar wat er te zien
is, is van den grooten weg en uit het rijtuig te zien. Ook het
groote, digtbegroeide bosch, dat wij eenigen tijd aan onze reg-
terhand hebben, eer wij het stadje bereiken, maakt naauwelijks
een uitzondering. Door breede slooten van den weg gescheiden,
zouden wij er geen’ ingang kunnen vinden, en waar t ons ge-
lukt er een’ blik in te slaan, daar meenen wij lange lauen van
iepen en esschen en uitgestrekte boschjes van elshout en streiken
te zien. Yoor de inwoners van Buren is dit kasteelbosch
een gezöchte wandelplaats, maar den voetreiziger bereidt het de
gewenschte gelegenheid niet, om eens af te wijken van den
grooten weg, en het schijnt ook niet'zoo uitlokkend, dat wij ’t
gemis van een’ toegang grootelijks hebben te betreuren. Op een
plein met breede wegen en hoog opgesnoeide boomen houden
wij stil. Links ligt het stadje, waar ons rijtuig ons wachten kan;
regts leidt een körte laan naar een dijkje, oploopend naar een
oude poort in den groenen aarden wal , waarboven een half
vervallen gebouw zijn sombere muren en verwaarloosd dak ver-
heft. Wat er nog bewoonbaar van is, schijnt bij een arbeiders-
gezin in gebruik en een klein trapje tegen den wal leidt er
heen. Dit armoedig huisje is het eenige, wat van de eertijds
zoo reime, en trotsche slotgebouwen overbleef. Het dijkje ver-
ving de fraaije bru g , deels van h out, deels van steen, met
zeven bogen en met een wachthuisje versierd, die over de
breede buitengracht naar de voorpoort leidde. Het gewelf dier
poort is nog hecht genoeg, maar als wij haar zijn doorgegaan,
dan blijkt ons de achtergevel van het poorthuis m nog erger
verval dan de voorzijde. Door de getraliede venstergaten zien
wij in groote kelders en verlaten vertrekken. Sommigen er van
liggen vol steenenv reusachtige moppen, van | gesloopte kasteel
afkomstig. Van de verdieping boven de poort zijn de ramen
grootendeels met planken digtgespijkerd. Toch is | nog we
na te gaan, dat deze voorpoort eenmaal tot een zeer aanzienlijk
gebouw heeft behoord. Waar nu die laaggelegen moestumen
tusschen het hooge hout worden gevonden, stond eens het kasteel.
Het had een’ grooten voorburgt, van grachten omrmgd, aan
drie zij den met stallingen en vertrekken voor hofbedienden be-
timmerd en met twee vierkante hoektorens aan het deftige front.
Daar achter lag het eigenlijke kasteel zelf, vermaard om gg op
pilaren rüstende overdekte binnenplaats en zijn prächtige „triom -
zaal” die de overwinningen van F r e d e r i k H e n d r i k ver-
beerlijkte. „Zesmaal twalef kamers” werden er gevonden en met
„twee paar torens” prijkte het. Uit een’ grooten vijver rees het
met zijn’ voorburgt op. Daaromheen breidden ommuurde tuinen
en dubbele lanen zieh u it, en het geheel werd ingesloten door
een’ hoogen beplanten wal en een breede, diepe buitengracht.
In dien luisterrijken staat had prins E r e d e r i k He n d r i k het
waarschijnlijk gebragt. Blijkens nog voorhanden rekeningen had
hij althans het kasteel belangrijk versierd en verfraaid. Door den
Spaanschen oorlog had het veel geleden. Toen de bezittingen
van prins Willem verbeurd verklaard waren, werd het door
Spaansche troepen bezet. Wel had de prins het in 1572 door
list weer in zijn magt gekregen, maar in 1575 rukte de vijand
weer voor de'wallen. Uit vijftien kanonnen werd het beschoten
en het moest worden opgegeven. Toen het kort daarna voor
goed voor den prins werd herwonnen, vertoönde ’t zieh waarschijnlijk
in den treurigen toestand, waarin Rogh man het ge-
teekend heeft. Het hoofdgebouw schijnt nog bewoonbaar, maar
de voorburgt mist de brug en de torens hebben hnn kappen
verloren. De voornaamste schade zal echter wel hersteld zijn