n i e u w v x i e t .
hunner vertrokken, maar de gemeente bleef tot dezen dag in stand
Ovenge„s treffe wij te Groede kerkjes voor R
tmr. Gereformeerden.
Wederom polders. - Tusschen Groede en Cadzand stroomde
een vaarwater, het Zwar t e g a t , dat ook het Oostburger- van
w e r d i t ambaCht SCheidde' De aan™ n 1 d o r r e n
de t er. r r v ? " “ M68 “ 15H * * * " ' “ er de heerhjkheden Ni e uwv l i e t , St. P i e t e r en Me t t e n y e
die m eene hand waren en doorgaans alleen naar de eerste ge-
noemd werden, t Was een vrije heerlijkheid, met hoog, middelreg,
tsgebied, ’ waarin gedaan kon worden op het C o lle g ea llveaenn hvaent cVivriiejIee ztaek eSnlu ibs— Uipt
den zeer verschwenden regtstoestand laat het zieh verklären, dat
een Ä “ » Gr°ede Verdreven’ hier B gemeente en
een ke.k konden hebben, totdat zij in 1777 te niet ging In het
kleine gehacht St. Pieter stond hun vermaanhuis. En daar moet
ook het oude dorp Nieuwvliet worden gezöcht, | het laatst der
eeuw bij een doorbraak weggespoeld. Het tegen woordige dorp
werd omstreeks 1658 gestiebt en wel nog meermalen door over
d e k r k ^ l 86^ 6^ ” beh° Uden- Uit dien ü i °ok
afkomstaC. Er- i£s n"ocSh aMan he t“ ee nt<v5 oVuidDidgeen 5g eVb“o udwe Bme Bt azrijbn- akkoeappeel-l
entje noch aan het dorpje met zijn roode daken, dat grooten-
deels uit eene straat bestaat, iets te zien. Vroeger stond in de
nabijheid een deftig huis, soms door de Heeren van Nieuwvliet
bewoond, maar dit is in 1792 gesloopt
Ons karretje gaat - niet op een’ zandweg, maar op een’
gnn weg. Die verving in 1864 het voetpad naar Sluis en een
gnntweg is altijd nog beter dan een zandweg. Maar er was een
tijd ook in deze streken, toen het een groot voorregt was als
het karretje een z a n dwe g vond. Daar kon men voortkomen
b i n”tP h T mlSSChien- Maar h°e ’t “ het kleispoor ’
ij nattigheid een taaije brei, waar alles bleef steken, bij droogte
vol kuden en bulten! En hoe ging ’t in den modder, waar a ls
egzonk en de voetganger alleen met hehulp van „stapsteenen”
door ’t moeras kon waden! Voor ons behooren karretjes en zand-
wegen tot de horreurs van den ouden tijd ' maar zulk een oude
spreekwijs kan er ons wel eens aan doen denken, wat onze vaderen
ontbeerden, als dat reeds weelde voor hen was.
Van Nieuwvliet naar Sluis is ’t een lange rit, en al wisselen
natuurlijk de bijzonderheden in het landschap telkens af, in de
hoofdzaak blijft het hetzelfde karakter behouden. Nu eens rijden
wij door den polder, dan weêr beklimmen wij een’ ouden dijk,
om straks weêr af te dalen. Soms is de weg open, soms met
wilgen en peppels omzoomd, soms door hooge iepen beschaduwd.
Te midden van korenlanden en weiden liggen de hofsteden met
hun bosschen. Maar over ’t algemeen schijnt de streek hier wat
woester. Nu en dan schemeren duinen aan den zeekant. Huizen
en boerderijen zijn zeldzamer, dan in het gedeelte, dat wij tot
dusver hebben gezien. Kwam ons niet nu en dan een dier läge,
lange boerenwagens, met het zware, wijd uiteenloopende twee-
span tegen, dan zouden wij ons haast in een uitgestorven oord
verplaatst meenen.
Bij een buurt van een paar huizen loopt een zijweg regts den
polder in. Dit is „de Merrieweg” , of eigenlijk „de Mariaweg” ;
de weg naar Cadzand. Zullen wij dien inslaan? Zal ’t den niet
onbelangrijken omweg loonen? Cadzand heeft een merkwaardig
verleden, maar geeft het heden ons er nog iets te zien, wat
daaraan herinnert? Wij zouden er niets vinden, dan een vrij groot
dorp, met een kerk, ten deele tot pastorie verbouwd, die blijk-
baar grooter geweest. is, maar in haar’ tegenwoordigen vorm niet
oud. Wij laten dus het stille plaatsje maar liggen, al zou zijn
geschiedenis ons wel derwaarts trekken. Het land van Cadzand
moet tot in de 1 2 äe eeuw aan het vaste land verbonden zijn geweest
en toen zieh nog wel een paar uur verder in zee hebben
uitgestrekt. Maar.ook hier braken de golven in en „de Paarden-
ma r k t ” met de Wu l p e n bleven overstroomd, terwijl Cadzand
een eiland werd. Van den strijd der Vlamingen te Cadzand en
Brugge tegen de zee had zelfs Dante in zijn zonnig Italie gehoord,
en met eerbied spreekt hij van een worsteling, die hij zieh wel