
If io.'
178 fÄ 'M B O N S C t T E
te veröntfchuldigen , cn vry te fpre- zig zelven niet alleen had komen sanken*
® ' geven ,; maar dat hy ook zelf dat
Na dat hy my dan met _veel traanen feyt , dat hem immets niemand oic
fenrbeweging bedankt, ennogmaals be- had können bewyfen, openhertig, maar
tuygd had, dat hy daar op zeergeruft te gelyk egter ook in die omltandig-
flervcn zou, dat hy hier aan geen heden, had koraen belyden. Ik vraag-
fehuld ", maar egter de dood verdiend de zyn Ed., wat reden hy, of de Rcch-
had , die hy wel w ill, dat hy nu niet ter had , om te gelooven , dat hy die
ontgaan kon , alzo ’er geen getuygen gedaan, cn wat rqden hy had , om te
tot zyn vry-ipreking by ge^ecll waren, gelyk ook het ander, dat hy ’er by ver-
en dat de Rechter, die blind in deze haalde, niet te gelooven, alzoo ’er geen
foafc was, egter Recht moeft doen , en redenen meer, waren om het eene, dan
hem derhalven, hoe onichuldig hy ook om het ander aan te nemen, bchalven
in zieh zelven wefen.mögt,niet vry zou dat het immers aan den Rechter niet
können fpreken, zo nam ik affcheid van ftond, zoo een belydenis, in zyn vbl-
hem, tot in myn ziel over dien man, in lc Leden voorgciteld zynde, te vermin-
opiigt van dit duyfter geval, bedroefdjCn ken, of van cen te fcheiden , om het
aan de andere zyde zeer verlegen zynde, ten decle te gelooven, en ten deelete
door wat middel deze man, hoe on- verwerpen.
fchuldig ook iti dezen, door de Rech- ik verzogt zyn Ed. tc overwegen , of
ter , buyten eenig bewys ten zynen de eerlykitc man, die ’er wefen mögt,
yoordeele, zòu te redden zyn. wel anders zou hebben können handc-
, Terwyl ik van hem af ,-en na ’t Ka- len-, als deze man gedaan , en of hy
licci ging, bad ik. God zeer ernilig, dat geen groot bewys voor fleh had, .die,
h y alzò hy my. de onichuld vari dezen zonder van dit feyt befchuldigd , veci
man klaar had doen blyken, myne ge- -min overtuygd te zyn,' zieh zelven zo
dachten richten , myne tong dog be- Edelmoedig aangeven ,; en den Rechtet
liieren, en de woorden , die ik voor uyt veci fwarigheden, in ’t onderioeken
den Heer Landvoogd fpreken zou, zo- van dien gelegen, nièt alleen redden;
danigen fchikking en kragt geven wil- maar die zig ook enkel cn alleen op zyn
de, dat die man, zoo hy waarlyk (ge- zuyverc gewifle in defen , en aan des
lyk ik dagt) onfchuldig was, geredt, Rechtcrs befcheidcnheid vertrouwen
en *er een. middel, ’t zy door my,. ’t quam , vaftftellende , dat die . hem
zy door den Rechter, uytgcvonden daarom fouden moeten vry fpreken,
mögt werden , waar door zyne 011- om dat hy , zoo hy was fchuldig ge-
fchuld-blyken-, en hy in vryheid gera- weeil , zieh zelven geenfins zou heb-'
ken: mögt. ben komen aangeven , en om dat zy
'* Na dat ik nu by de Heev-Hander Stel ook veriekerd waren, dat’er zoo ccn
gekomen was', vraagde zyn Ed, my, geval als dit , waarlyk wefen kon,
hoe ik was gevaren. Ik . zeide zyn Ed., en dat alle de fchyn ook daar voor was ;
dat ik dien misdadigen,zcer.naeuw on- om dat deze man noit met imand in de-
derzogt, en dat hy my een verhaal ze Landvoogdy-, cn voor al noit met
van zyn ganfeh leven gedaan had, dezen ter nedergeflagenen, ccnig gelchil
waar in my verfcheide faaken van zeer gehad , cn daar benevens by zyn Op-
veel opmerking voorgekoinen waren, perhoold , en alle de Ingefetcnen al-
die ik als een eerlyk man , alzoo zy daar, de getuygenis haef, van altyd een
my in vertrouwen gefegt waren, niet ftil, ledig, neerftig, en nugter borii
mögt weer verhalen j maar dat ik zyn geweeft te zyn 3 en dat immers zulkeert
Ed. en den Raad vanjuilitie daar van getuygenis met dit edelmoedig eigen
mai
kon verfekeren, dat die man alleenlyk
zyn lyf verdedigd , en niet anders (by
zeer dicre betuigingen aan my)-gedaan
had, dan ’t geen hy, om zig te verwe-
ren, tegen zyn wil cn dank had moeten
doen.
Als een groot middel van ’s mans on-
fchuld vcrlogt ik zyn Ed. eens emftig
te overwegen , dat die man, zoo hy
was fchuldig geweell, geheel anders,
dan hy gedaan had , had. moeten han-
delcn -y maar dat de zuiverheid van zyn
aangeven van hem vergcleken zynde,
dien man volkomen vryfprak ; of dat
men anders zoude moeten vaftftellen,
dat het beter was zig*niet tc verwec-
ren , en zig maar te laten dood ileken,
dat immers. tegen alle Regten, en tegen
de wet der natuure ftreed die toelictcn
zig zelven te verweeren, vooral als ’er
geen andre waren, die ons helpen kon-
dcn.D
c Heer Landvoogd gaf my tot
antwoord , U Eerw. heeft in deze zyne
gewifle daar in doorllak , om dat hy, I fiellingen wclgelyk ; maar daar legt deter
wel verre van dc vlugt tc nemen (dat{ nedergeflagene, hy zegt dit gpdaan, en wel
by gemakkelyk had können doen) ! tot zyne verweering gedaan te hebben. Het
Ñ ;
eerße bly kt klaar, van 7 laatfie is geen be- waar ont
wys ter wereld, , Wut meet nu :de.R.ech^
ter doen? Ik gaf daar op^tot.ant wporHy:
de Rechter Ed. Heer * die moei na klare
bewyfen te werk gaany Hier bly kt w.el;.dat¡
die man dood is , maar hoe weft >dè {Rechter
* wie hem. gedoodheeft?,
Dat bekend hy,, zey.zy.n Eà.zelfs; dat
iswaar, Ed. HecryZei ik ; maar hy ber••
kend dit immers niet alleen, hy bekend
dit tot verwering van zyn. lyf ; en anders-
niet, gedaan te hebben j dat immer s.wel
te gelooven is , alzo de ander een kefaaknd
moeiie-maker, en een grote dronkhrt .was.
Daar .beneven, Ed, Heer, J&M UEd.
veel meett nigésh^er in deze v¡ié.
faak, waar in 'de, R c c h ontrent de
fchuld df onfchuld van dezen man, toog ge- e
heel blind en onkmdig ; en daar Her maar'
een doodfihuldige is- ? Immers dit kan ik.
XJ'.Ed. (menfchelykçr. wyfe gefproken)
verfekeren.> ja. dttKVß. daar vwrv ähsitßqdn;
dat, zoo Ú Ed.; en ¿fe Raad gaedvinden
hem 7 Lot te jäten ¡ trekked , . hy, het
Brief je ten Leve n trekken. zah >¡ ¡. '
. De Heer. Van. der S t e l dtfvgehoordl
kehlende;; zeide:, Myn Heer, dat middel
isgoed , en ik zql den. Raad bericht vàri
alles; en. ook myn ¿befi doen, op de Leden
tot het in 't werk fiellen van dit middel, tè
of de Raad j op die, bleetc hekenteps van\ bewegen,
hem, dat hy dat gedaan had, hem wel met\ Dit nu wierd den 14 Juni 1710. in ’C
een geruft gemoed W" dood können doenten, werk- gellefei, cn' tJrkanns rtroj^ met- eea
zonder te gelyk eerft de opftandigbeederifi zeer groote:VEymoodighcid * cn tot ver-
hoe hy dat gedaan had, te weten; want hy bafing van den Rechter, het ßricfje teu
kon dat bekennen, en wel onfchuldig y ,gelykj Leven j waar over hy my naderband,
daar afvoorbeelden zyn, j maar nu beleidX hoorendey.dat hy my dit middel tot
hy zoo wely t eeneals 7 ander, te weten, zyne redding fchuldig : was y .zc,etMie^
dat hy 7 gedaan , maar ook om geen andre
reden zo volbragt heeft als om dat hy op
geen andre wyze middel wiß, om zig zelven
hier uyt een zekere dood te redden. v
Men kan , nog mag (myn ’s geringen
oordeels) het eene zonder 7 andre niet
aannemen, zonder dien manten uyterßen te.
' verongelyken, cri. zonder aan. andre., .in 7 toekomende in zulke ongevallen jrahnde,
voet ie feven , om zig wel te veroieeren,
en imand ter neder te leggen -, maar om
daar den Rechter niets van te zeggen , en
dat, om niet in die zelvefwarigheid ,waar
in die man nw is , te geräken.
Ikzie wel, zey de Heer van der Stel,
dat ’er zeer veel in U Eerw. Redeneerin^
jerwas.’y
drig quam Hanken. Ik gaf he.m tot
antwoofd : Dankt my hier voor niet;
maar God., die my dit ingegeven.;, die
den Rechter tot het gebruiken van dit middel
bewogen, . en die voorahuw hand be-
ßierd heeft, om bet Bricfjc -des. Leveijs»
en niet dat des Doods t.e trekken;,, en
laat deze groote genade tt dienen., _om
nu., verdet\. alle (de dagen uwes ikvtn? daar
voor te dankeneh om dit. gbVal;hott té
vergeten. Hy: fehreide van blydfqhap*
en viel voor my te vofct (hoe, zeer ik
hem opbeiirde) en zei: Myn Heer , ik
\zal nooit vergeten God hier voor. te dan-
\ken, en myn zondig leven nog meer en
meer te. beteren , maar ik. zal, uwer ook
dat voor die man zyn leven pleyt; noit vergeten, enTJ Eerw. altyd met een
m a a r ik wenfehte , dat ik een middel zag,
om hem te können redden : want fchoon ik
al mögt voor hem zyn , alle de andre Leden
zullen zeer waarfchynelyk tegen hem
±yn.
Indien UEd. , zei ik , eemgfins poor
die man is, zo .geloove.ik, dat ik een■ middel
weete, om hem zekgrlyk van de dood te
redden , een middel, dat in veel diergelyke
gevallen gebruykt is , en waar door de
Rechter buyten alle opfpraak en fwarigr
heid blyven Zal. ! :
En wat is dat ? zeide zyn Ed;, het
L o t, Ed. Heer, zeide ik , dat wel
van veelen, die alle de dood verdiend hebben
, getrokken werd , maar waar van men
nogtans. eenige begenadigen, hoewel zodanig
dat doen wil, dat men het aan’t Lot en aan
God, den beßierder des zelfs, overlaat,
om aan te wyfen,wie van dezen in't Leven
blyven zal. - 1 ,
Mag dat in zoo een geval gefchieden,
daar men menfehen voor zig heeft, die
alle de dood klaar verdiend hebben j
dankbaarheid in myn herte rhj
voorfielten,aarigefiehUEerw., naafi God,
niet alleen de eenige behouder van myn leven,
maar ook die gene is , die door uwe
troofi-redenen my 'zulken hopen te leven
(dat ik al uytrmyn gedagten geilcld
had) .gegeven heeft, dat ik,zedert U Eerw.
ver.trek, ik weet tiiet wat voor een blyd-
fchap. en opbeuring van mynen. verjlagenen
Geejt in my gevoeld heb, die my "¿tide, en
inblies, dat ik maar op God hoopen, en
hem crnfiig bidden moeft , cn dat het mid-
del om my te redden, by God niet alleen,
maar ook by de menfeben al was gevonden, ■
alzo 7 onmogelyk was ; ,dat ik om deze
manjlag; waar aan ik geen fchuld had ,
fterven zou’y en by de uytkomft heb ik ook
endervonden , dat God myn hoope ver-,
vuld, en myn ernftig Gebed ver hoard beeft.
Ik kan U Eerw. wegens die dievfti my in
myne gevankenis , en by 7 opgeven van
dit middel bewefen, het noit vergelden,
maar zal niet nalaten God % zoo lang ik
leve, voor uweri. welftand te bidden > \vaat
me*