
i l '.lin i
i l
f i i i i i tb Ki «
i l
: '
| | W
H l i i i
i l
A M B 0 1 N A.
rembaey en de Tent , na evenmatigheid. laflfen (en meer , na dat zy groot zyn) condet
I der zelven, groot. isj in zitten koöneiü ! können voeren. Met deeze plagten zy
K n ä De fcheppers zyn voor en agtcr , ook I wel na MacalTar, en Java, in oude ty-
dcMaat wel cer zydcn de tent, aan weer/eidcn• den te varen, dog dat zy hunne vaart
fch'P" op planken,daar toegemaakt, verdeeld’, ; tot aan het Eiland Madagafcar met zulpe“‘
en boven op zitten ’er gemeenelyk M fce geringe vaartuigen voortgefet hebeen,
die op een Gong (of, zoo ’t een, ben , zal ik noöic gelooven. Wel is
gröote Orembaey is , op de Tatabo- ! waar, dat in hunne getallen, Sa, Loe-
wang) en een , die op de Tifa flaat, w a ,T d o , Atta, Nima,Nenoc, Hitoc,
volgens welke Tifa- en Gong-flag de Waroe, Siwa, Oefa, die X, z , >, 4,
Scheppcrs zeer eenparig, als by een va-
ffe Maat in de Mufyk, gewoon zyû té
fcheppen.
t Dat de ouden méde van zulken flag
van roejen, o f fcheppen, geweetenhebben
Eenwy-
fe van
roejen,
bOyuadeeü
mede
fchynt my klaar toe, uyt de woor-
den van den Dichter Ovidius in’t vierde
Boek van zyne Treur-gedichten, iri het
bdend. eerfte Treurgedicht, alwaar hy van ’t
fingen der Schippers onder ’t roejen ge-
. iproken hebbende, ’erbyvöegt:
Quique referí pariter lentos ad peftora
Temos
ItZIn Numerum pulfa brachia ver fat
Dat is :
De Roejer zingt verheugd, en ploft met
nette flageri
Gelyk als op de maat de Kiemen in de
Zee.
Hy iveet ze ook op de maat eenpaarig te
doen draagen
En maakt zieh op de maat fot niewwe
) ree.
Gelyk de Dat men in oude tyden ook Tifa’s,
•From- en Trommels tot het flaan van die Roei-
mcls, niaat gehad hebbe , toont ons de Dich-
waar ter Claudianus in het 3 c Boek van den lof
deRoei- van Silicon , daar hy van Bacchus roe-
maat. jers op ’t roode Meir zegt:
floegen. ’
- — » .. — —— Taurinaque pulfu
Baccliarum Bromios invitant tympana
remos.
Dat is :
Terwyl dat een Bacchant de roei-maat
quam te geeven,
Om op dat T ro m -g e lu y t de Golveti doorte
- ftreeven.
En dat het zingen ondcr het roejen
En de ruim alzo oud was , toont de Propheet
Goan- D.zechiel Cap. 17: z f. Daar hy van Tyler?
11 tus zegt: De Scbepen van Tharzis zon-
Roejen. gen van u.
De Behalven dezeOrembaejen hebben de
Tsjam- Amboineefen ook Tsjampans, zyn-
Sra-°f vaartuigen9 die ttn maft hebben, en
die , alzo zy overdekt zyn, wcl p a d
f , 6 , 7 , 8, p , 10 , beteekencn, cn
boven welken zy nice wel weeten te teilen,
eenige gelykheid te vinden is*
maar die en is van dat gewigt by my
niet, om my té doen gelooven , dat die
den Amboinees daar gebragt heeft, al zo
weinig als dat hy de Regeering van 4
Opperheeren daar meede zou ingevoert
hebben.
Ondertuflchen zyn ’er geleerde lui-
den gewecft, die ait vaftitelden.
Eindelyk zo hebben zy ook een zeer
groote z o o f c van Vaartuigen, een Co-
acora, dat is , een water-fchild-pad,
met reden ,zo genaamt, alzo zy gemeenelyk
zeer traag van voortgang is.
Dit is een overdekt vaartuig, 80 ,100,
en ook wel meer voeten lang, wel 1 z of
14 , (en , na zyne groote , wel- meer)
voeten wyd, van een groot midden-ver-
trek , . of zomtyds oók van z â 3 fraejc
kamertjes , voorzien , en by een ftilie -
Zee niet onaangcnaam,nog onbequaam,
om mede te vaaren, alzo zy , indien de
wind goed is, ook zeilen könnenj dog
by fware zee, en tegenwind, ploffenzy
maar in ’t water , zonder iets te fpoe-
dcn, en arbeiden veeltyds zig zelven in
ilukken.
Op zulken vaártuig hebben zy ge-
meenlyk, als’t van z Gnadjo ’s is, yo, van
3 Gnadjo ’s do , 70 en meer , van 4
Gnadjo’s, 80 , à po fcheppers, diever-
deelt worden, niet alleen beneden in dac
Vaartuig , maar ook op z , 3 , 4, en
meer roeibanken aan wederzyaen, die
zy Gnadjo ’s noemen. Onder dit getal
van fcheppers werden mede gerekend,
die op de Gong en Tifa flaan , alzoo
zy op digtmaat fcheppen.
De grootile Coracora’s hebben je-
genwoordig 4 Gnadjo’s i hoewel’er in
oude tyden wel van zeven geweeft zyn ,
hoedanigen Coracora.die van het dorp
Oma, o p ’t eiland van dien naam, plagten
te hebben.
Deze groote vaartuigen, waar op zy’
ook veel geweer, en baflen, voercn,
werden meeft in tyden van Oorlog te-
gen hunne vyanden, of wel tegen R.00-
vers, die hunne kuílen onvry maken , ea
menfchen van daar roo ven, gebruikt.
Om de Zee van dezé laatfte te zuive-
rcn , als ook om zommige zaaken op
Ceram, cn elders, te vereffenen, zyn
de