
A M B | w .N l i C H E
i®4«. òlle Inlanders-tS boven ging , alzoo zy zy dat maken rooeften.
raeájKwsl gezegt hadden * geen Hoi — '
lanjfér kòninCapaha komen ten ware
hyvleugela kreeg, nu waren zy ’er zon-
'der vleugels in* maar hoe zy ’er in ge-
JPlcomcn waren *-fconden zy niet begry-
pen* eri! daar mede lag òok nu alle hope
van denv inlander' geheel als ter aar-
de heder^eflagen; ■ ' - i ^ . .
; ’ k Men -vond in de' huizen maar y doo-
den * doth veel buit, van goride {langen,
goiwhfketeiis j en meer andre kleynodien,
cn Kuisraad, waär van ider zoo veel mer
denam, ids-hy maar bergen kpn. iOok
vond mein - veel \ fchoon porcclyri, dat in
ftukken geflagen wierd, alzoo ’t onmo-
gelyk was, dat den berg, af te-dragen. -
Men vond ’er ook i yzer ftuk, z Ma-
eaflaarfche' dito’s, 4 metale fàlconetten,
7 baflcn, een groote haak, 1000 pond
buskrmt, een goede menigte groffcherp,
bos- en miisquet-kogels , over de 1 co
r.rl Macaflàariche roers,en musquetten,dog
. . meeflt onbequaam. ,Boven 4. in ’t dorp
vondèn zy- noch § werpankers, 2. dreg-
gèn, eri een yzeren keten, door hen by
nagt van onze jagten gekapt* en zoo na
boven gefleept. Ook vond men *er eenige
Zagoe,- doch geen tocipys.
Gcvange-Onder de gevangenen was ToeleßyCa*
ncn by pitein van Capaha , en 5Teakan, Toeloeca-
henbdco- beßs breeders , beide kreupel, de een
I Toeìoe°8 Seb°ren ? de ander door een quetzure,
cabefi als °°k Pellacolan, Toeloecabeß's jongfte
ontfhapt. zoon * doch’t was beter geweeft,zoo zy
Toeloecabeß zelf bekömen hadden.
D_e Lieutenant, Moeriag liep nog dien
zelven dag over den korten landweg na’t
Kafteel,-om dezc blyde boodfchap aan
den Heer Demmer te brengen , die Zieh
daags ’er aan na Capaha begaf, belaften-
de de OrangKaja’s van’t Kafteel, dat
ider van hen met 10 man van zyn dorp
volgen zou.
Verradcrs Daar gekomen zynde, onderzogt hy
Toeloecabeß s z breeders, die openhertig
zeiden, dat zy dezen oorlog niet uit eigen
beweging-, maar met goedvinden
en op aanrading der OrangKaja’s, die be-
neden gebleyen waren , begonnen , en
dat“alle de Hoofden des lands Hitoe, uit-
genomen die .van Oerièn, enTiel, daar
deel in, en hen beloofd hadden hen van
levensmiddelen te verzörgen, en gezwo-
ren hen noit te verlaten, gelyk zy dat
ook van tyd tot tyd gedaan hadden, tot
dat . hen ’t vilTchen verboden, en belct
wierd. Zy. bekenden ook* dat zy eenig
kruid van de Macaflaaren gekogt, dog
dat zy naderhand zelf krüidgemaakt haef
den. Dat Toeloecabeß dat werk grondig
verftond. Dat zy overvloed van zwavel
boven in ’t gebergte vonden, en dat hy
hen de Hoffen van fälpetcr en zwavel
der Hitoeefen
ontrent
dezen ,
oorlog.
nfjßsi
Zy zeiden ook , dat ’er door die vän
Marnalo * en Hitoelama, geen koppen dad
met hun medeweten afgeflagen, en aan
’t Kafteel gebragt waren* om daar door
den Heer Landvoogd in een goede ge-
dagte voor hen te brengen.
De OrangKaja’s, van Leytimor hier -9icvan
gekomen, braken alle deze vaftighedenL?ytimor
van Capaha af, verwoeftten de boomeniftenkier
en een fchoon nagelbofeh * daar ontrent* alles,
en ftaken al het verdre in brand.
De Heer Demmer, weer beneden körnende,
vond ontrent de Baleoe van Ma-yerfchet
malo 280 vluchtelingen van Capaha, zoo Flieden
mans als vrouwen,en daar onder een w y f fe ^ '
van Toeloecabeß, een Van Ridjali y Oema- deHeeT
nela, en Hatoemenebeß, OrangKaja’s van Land-
Haufíhol, en Telleboang*,alle zeer ver-vooSd*
magerd door den honger, die in genade
aangenomen wierden.
_ Hy hield daar op de Hitoeëfe OrangKaja’s
nogmaals hunne-zoo menigmaal
gepleegde fchelmftukken voor oogen/
hen toonendp, dat .zy alleen oorzaak van
deze laatften oorlog waren geweeft, cn
’t bloed van zoo veel mënfchen op hunne
zielen tc verantwoorden hadden. Hy
vermaande heri emftig van die oude hard-
nekkigheit af te ftaan, en dat zy noit op
den Capitcin Hitoe , of vier Hoofden
meer moeften denlcen, of oit daar af
reppen, zoo zy Hunne koppen niet aan-
ftonds wilden quyt zyn.
Ook s wilde hy , dat zy Toclo«cabeßy\ßm<±\.
Ridjali y Wang fa y Patì Toeban , Bakary*tríáif -
m.Teliffema voor den dag brengen* ënÊ^ç
'tuet verbergen zouden, op dat men methngen"
hen haar dien eifch der zaaken handelen van di®
mögt. Zy fchenen dit alles met ccrbicd vanHi“
aan te hooren, en beloofden het ook te?oc'
doen. Hy eifchte van Capitein Marnalo Envan
ook.al ’t gefchut, dat hy verborgen had,£^ifc,in
die looehende dat in ’t eerft, dog, z waar ï ’t gc-
gedreigd , bragt hy 7 baffen voor den borgen
dag. -, ' ' .'-‘gerdiut.
Kort daar na leverden zy aan ons over
Pati Toeban en Wangfay by W ay gevat,
Ridjali , Teltßema , en Bakar zworven.
noch eenige maanden in ’tbofchbyCeyt,
van waar zy door vaartuigen van hunne
vrienden eerft na Kelang,daar nana Boero,
cn zoo verder na Macaflàr, gevoerd
zyn,. al waar hen de Prins, Patingaloany
in zyne befcherming genomen , en ge-
huisveft, gelyk ook Ridjali, op zyn
verzoek , aldaar de hiftoric van *t land
Hitoe befchreven heeft. Dit gefchrift DeHi-
is zeer gebrekkelyk in onze handen ge-ftorie van
komen, zynde door Ridjali zclfs nader-^e .
hand, toen hy ten tyde van den oorlog
met Madjira met de Macaflaaren wccrfchrcvcn»
in ’t land quam, hier mede gebragt, jx
Bakar, <^e zoon van Teheliay had zieh
toegewogen, en hen gewezen had, hoe I op Kclang van hen afgczondert,cnhield
1 zieh
ziöli daàr zoo lang verborgen, ^ tot hy in
Bakar Januaii: des volgenden jaars 1647 van de
begena- Demmer een vergifFenis^ofief ’ be-
^ quam.
Toeloecabeß zwörf nog eenigen tyd danJ
hier dan daar, doch gaf zieh eindelyk
. over, vooral, toen hy hoorde* dat zöo
veel OrangKaja’s van Hitoe om henl en
W^ jRidjaU vaft. gezet waren, en quam deh i
19 Augufti, in gezelfchap vari eenigo
.^ dooLhem' ontbodene OrangKaja’s aan *t
Kafteel * belÿdende meeft al het zelve,
dat zyn broeders beleden hadden * dathy
door alle de Hitoeëfe OrangKaja?s by
eedc gedwongen * en verpligt was den
dörlog te moeten vervolgen, onder be-
lofte vart hem noit te zullen verlaten,
en dat den overleden Çajoctri$ Baros, en
V Barmela voornamelyk hem aangezet
hadden > ja dat Madjira zelf hem door
heimelÿke boden hier toe nog in ’t vopr-
leden jaar' had laten aanporren, tot dat
hy, Kimelahay nä Ternate geweeft , en
’s Konings meining daar over verftaan zou
K hebben, en dat het dan noch altyd tyds
; genoeg wezen zou , om af te komen.
Uit al het welke men nu klaar befpeur-
de , wat adders men in zynen boezem
voede.
Hy bood verder ook aan,omChriften
te willen werden, zoo men hem in ’t
EnToc-fleven wilde laten i doch hy had zieh aL,
loccabefi ie gcna<jc ohweerdig gemaakt, en wiei;ä'
geeft zich den r September in de land-
^wordtaad als':’t hoofd der 'wederfpannigen ten
onthilft. :zwaarde gedoemd, en den 3 op ’t pltin
voor ’t Kafteel onthalft. .
| Alles fcheen nu gedempt ; maar: op
Kelang was noch een vuil gebroed van
Teimataanen, die 'ons hier na noch veel
f moeiten en aanleiding tot een nieuwen
oorlog zullen geven.
Kort na Toeloecabeß's doöd verzond de
Heer Demmer elf OrangKaja’s met hun-
Hitoeëfe ne huisgezinnen met het fehip de_ Dol-
Kajjf 'nafyn in September na Batavia, oiri dàar
Batavia als banditen: te leven., Te weten, Toe-
geban- leßt y'Teakan, Alang, en Oeßen ö£ Hof-
nen* :Viér broédèrs ' van Toehecab’eßl
Wàngfà y 1 en Pattingiy zoonen vân Kaki-
ali , Pati Toeban cts Bermela, OrangKaja’s
uit de ftam en het 4 lid van Hitoe,’
en Towale, gewezen paap van Nau Bi-
nau, uit ’t geilagt Nöeflatapi.
. Daar op -wierden de meefte bezettin-
gen van Mîunalo, en Lian geljgt, dög
. - de onze blçëf ’¿r nog, en die: van Lian
hadden * hoewel onze [wagt oppafte ,
den vyand -noch gedurig gefpyft. Als
men ’er agter quam, befchuldigde zy ’er
, imänd van den hunnen mede * ' die zy dan
quyt wilden zyn, en lieteh die door die
van Capaha dood‘flaan, om ons een fchyn
tc geven, als of zy met die yan Capaha
vyanden waren.
II. Deel van AmboiNa.
K È N; ijj
De Heer Demmer nam de Hitoeëfen ' 1648*
ook al het fchietgeweer af*en bragt verder
door Capaha’s verovering zulken
fchrik ónder alle de andre Eilanders, dat
alle hare verwagting in rook verdween.
Lehut, de gevlugte OrangKaja van Lchia
Mafl’avoy, quam nu ook vergiffenis ver- begena-
zoeken, die hy eindelyk verkreeg. Ook ^
quamen de Tcrnataanen van Kelang op
de ftranden woonen* doch Ridjali, daar
■gekomen zynde* deed hen weer nabo-
ven keeren \j Madjira bragt haar egter
zoo verre , dat zy zieh in December,
over de 300 zielen fterk, na Loehoe by
onze nieuwe Reduit lieten vervoeren.
In Oétobèr1646 deed de Heer Demmer
de vifitc met de Hongi, tot welke
nu ook ’t éérft in lange jaaren y Hitoeëfe
Corácora’s verfchenen» Op Çambel-
lo gekomen zynde , bragt hy ’t gefchut
op de nieuwe veiling, die hy Harden*
befg noemde;.
Hy gebood die van Kelang berieden DcHccr
tç komen woonen * en gaf dit zelve be-Dcmmeô
wl^aan die van Roemakay, Lâtoe, en^ongL
Tot deze tyd toe waren op Caybobo
i z OrangKaja’s geweeft , welke rogee-
ring, altyd vol onruft zynde, de Heer
Demmer, met goedvinden van dit volk
zelf, tot twee Hoofden bragt * die ider
over een deél van dit dorp zouden regee*.
ren ,• zynde" ’t eene Ley timor *; ^at is ’t
Ootter-déel* en ’t ander Ley Halat, dat
is *t Wefter-deel * genaamd.
De Heer Landvoogd maande ook die
van Ihamahoe ernftig tot ’tafkomenaan,
te meer, álzoo hÿ hunne fterkte, diehy
ging bezigtigen, al zoo fterk, als Capaha
, bevond > doch zy hadden hier geen
zinin, zeggende, dat zy hier wel hon-
derd jarén gewoond, en hier veel fchoo-
ne lempels hadden,, die Zy niet zonder
hartzeer i zouden können verlaten. De
Heer Demmer, hier nader op dringende,
yerzogten zy uitftel, om na een jequa*
me plaats te zocken, dat den. Lieutenant
Comelis Danen aanbevolen wierd te be*
vorderen 5 doch, nader hier over in’t vói*
gende jaar aangemaand , zeiden zy: dat
niet te können doen, alzoo zy daar toe
geen laft van hunnen Koning hadden.
Demmer zéi van den Koning commiflîe
tç hebben, om ailes uit zynenriaam hier
té ;bevelen, dat dienftig voor ’t lànd
was.
■ ; ’ Madjira mengde zieh hier mede onder,
en verzocht, dat zy op hun oude
plaats mogten blyven j dat de Heer Dem«
mer fterk tegen fprak, alzoo ’er^geen
trotfer, dan die van IhamaKbe, tegen
. den Koning, en tegen ons,waren. Der-
halvcn drong ’er de voornoCmde Heer
weer op aan , en zy daar tegen verzogten
weer uitftel. De Heer Demmer ftond
V hen