
l f o B E S
C H R Y V I N G E V a «
ken, vermits zy zieh by na nergens in
déffeheríj ennièts, dan gedwongen, doen,
öf leeren Willen. Ik heb ’er eenige*maar
, weinige ortder hün gezien, die Wat kon-
den draejeri. De Vrouwen können een
Octi Öeti* ö f eeri kleedje (een Vrou-
wen-rok zouden Wy ’t noemferi) vanuit-
gëti’ôkkè draden wevenj dóg dit is’tal,
nervyan- den wi
te né-
men.
dat fcy'-äöen können.
Gcfct op Zommigemans zyn riu èn dan echter
de Hoof- gebruikt , öm als Soldaten na Java , of
den hun- ^[acaifcr 5 te gaarij maar zy zyn doör-
nerwan-^aans zeer bloode, en laf hertig, hoc-
Wsl 'áriderS Vty flerk van ouds her gezet,
om :eeñ ' vyandelyk- hoofd af te kappen ,
fcn dat in Zegenpraal, aan de Coracora
hangeöde:', t’nuis te brengen, gelyk wy
dat reeds van de Alfoerefeö getoont hebben.
; Waar over zv dan ae Vroiiwen
en-fönge dogters, die al trommelende
op een Rabana (of platten ronden trom-
melj en1 al fingende hen te gemoet gingen*
plagten ingehaalt te werden (op
welke gewoonte van inhaling der Oo-
fterlche;Maagden. Pf. 68: z6: en 1 Sam:
18:6*7. fchynt gezien te werden) ja zy
\ zyn niet- alleen op zoo een kop weg te
nemen ,zeer gezet -, maar zy lagen in
oudé tyden die ook wel op kolen te bra-
den, eri aten de gebradene herflènen op.
Behalven dat hen die medegebragtekop-
pen ook- veel roem by hunne Vrouwen,
en minnareflen, gaven.
• Dit kappen en weghalen van de hoof-
Ecno^ d en der menfehen, latende den romp legte
der gen!,'is'niet alleen een gewoonte onder
Ooiier. de ’Amboinefen j maar ook ondér de
fehe vol-meefl¿ Oofterlingen, die in zig zelveñ
ken> al oud.is. Onder de Perfianen, Mogol-
ders-, Gurken, Æthiopiers ,- • Formo-
ìàancn, èn'meer andren is het gemeen.
P"omyris4;de; Koningin der Maflagetcn,
liét Gyrus dus ’t hooid afkappen, endat
in ; een zak met bloed ftekeri. Judith
hieuw Ù hootd van Holofernes af, en
nani het (Judith 13t 9.) mede* David
.ftoeg. .dat van Goliath, i Sam: i j:
>11. met ’t fwaard van dien Reus af.
Yirgilm fpreekt ’er ook van L . II: vs
jy j.. daar hy van Priamus dood handelt.
Avulfimque Humeris caput
'corpus..
i\... rV. ;L.':r_ôv . À -DaÇ is :
Daar legt, de logge, romp op ’/ ftrand alleen
Ganfth Hoofdeloos * beroofd van al zyn eer,
en Staaten. *0-1 mffc
Men wil, dat ook.de Amazonen zoo
iangi.maagd bleven, tot zy een vyande-
-lyk ¡hçofd. waren magtig geworden.
De oude Piében in Èrigeland flamen
ook de hoofden van hun vyanden weg.
En de oude Caramaniers mogteii niet
trou wen* voor dat zy een hoofd der
vyanden verovert hadden.
"By de Sarmaten mögt geen maagd
trouwen* dan die een noofd van haar
vyand afgekapt had : die Van de Goudt-
küft * Cabo verde* en Monomotâpà ,
berooven hun vyanden van de Teel-lee-
den, vereerende die gedroogt aan huri
Vrouwen of Bruidên, tot lieraad * en
de Javanen rygen • de ooren hunner
vyanden aan haar kriflen. -
Zoo lang de Soldaten van Claudius; Civilis
geeri vyand verflagen hadden, mogten zy
hun hair, nog baard, nietfcheeren^j en
niet dan een Y feren arm-ring dragen !
Hoe lafhertig nu de meefte Amboi- Ambon-
neelén zÿri, zöo- heeft men ’er echter ^che
wel dappere mannen Onder gevonden %
van die zoort is geweeft de vermaardé
Amboineefche Gapiteiii f jonkér (zoon.
van den Manipeefchen Sengadji Cowafa)
een man, die wondereri in dienft ider Er
Maatfchappy; op Java, en elders bedre-
ven, en die ,oua zynde, nog menigmaal
in eenen fprong zyri vyand den kop van
den Romp gefl agen heeft , en weer zonder
eenige hinder den vyarid’ontweek ,
hoewel hy naderhand nog, als een be«
ftryder van zyne weldoenders, om een
byzondreri hoon, hem aangedaari , aan
zyn einde geraakt is.
Geeri minder held was zyn NeefyGa-
pitein , Sacharías Bintangy van-welken
wy (gelyk ook van den voomoemden
Gapitein Jonker) in de öorlogen van Java
dikwils zullen fpreken, en dierhalven
’er hier niet van reppen. Ik heb ook
verfcheiden van hen, op *t Schavot zecr
kloekmoedig zieri fterven. ;
Het is een algemein gevoelen onder Byhen
deze Inlanders, dät hunne dapperefeah1 en
nen dit niet zoo zeer door hun moed, fchoot-
of beleid, als wel door korift, om zig yry^e-•
Kaibal, dat is*hard eri fteek-vry te
ken,zyn,endatzydif:allesverrichteri,het
zy doorToovermiddelen by zig te dragen, ’
het zy door befweering yanTooveräars j
die hen (zoo zy meinen) een kragt gér
ven, dat geen ge weer hen, doorbo-
rén, en geen kogel hen treffen :kanj
waar van wy in ’t verhaal van Madji-
ra ’s afval hier na een bäarblykelyk
voorval zullen aanbaalen.
Vcrwonder u al weder.niet, dat meti
zulk een dwaas gevoelen bÿ de Amboineefen
vind} men vond het immers zoo
fterk by de ouden, en nog heden by
veeledwaaien.
-.Ovidius zegt in zyn-Herfchepp rL .yi
fab. i. daz Medea Jafon:(c}\ootrVTy gemaakt
had. En in zyn 1 Xi B. fab. f .
zegt h y , dat het hen (te weten, de
Grick-
•:Jce,t ingens Uttore truncus
A M B O
Griekfche helden) wonderlyk fcheen,
dat CygnuSy door geen geweerquetsbaar
was, en dat het omlei. Ooköoemthem
die dichter daarom in ’t 34. vers hard j
en verhaalt uit Neftor 's mond, dat Cernas
in een menigte van fteken en hou-
wen ongequetft bleef.
Wat . Zommigc Ambonefen dragen ook Wel
middeka 2e]cere Mämakur’ s , of arm-ringen, ari-
toeße- àèe weer zekere'Miftica’s, offtèenen,
bruifen. in hout, in vrugten, -midieren, eri in
aödre dingen, gevonden, by zieh, - die
zy ten grooten getale, en zeer dicht
om hun lyf binden : andre weer (voor al
de Mooren) zekere wóordén uit hunrien
Coraän* óf Alcorán ^ "andre weer een^"
gé métallique dingen, donder of andre
«eenen i ook Äellen zy vaft , zoo hun
krifferi op 1 een donderfteen aangezet
zyn, dat dan niemand, hoe hardt en
onquetsbaar hy ook zyn raogf, zig
voor zulken fteek hóeden kan, maar dat
die altyd doodelyk isv '
Seldfamc - Onder de Amboineefen heeft mèri ook
gewoon-c-en menigte van vreemde en zeldzame
AmboL gpW°°riten. Hunne fchatten zyn . zy
nefên. gewoon* rniet in kiften, öf kaffen, tnaar
I N A. m een fpelonke ging om zyn voeten te
dekken. Het eefftè bewyft, dat zy zig
van geen Sècreetcn bedienden, en maar
hier öf daar in een afgelegeri plaats gingen
itì of onder de aardetebewareri. Mèri
! zal by hen noit-cen riiari'ftaaridé, m^r
altyd neerhurkende, zieri watereri* ver-
- foeyende het eerfte, als een daad geen
meiifeh, maàr-éen horid, paffende. Dit
geeft eenig licht aan een Schriftuurlyke
ipreekwyze 1 Sam. zy. 34. alwaar David
tégen Abigail zegt y aat zoo zy hem niet
te gemoet gekomen was, zóo en wäre
'Nabal niemand , die aan de wand pift ,
tot te morgen licht overgebleven.l
Veele geleerden, deze Oofterfche ge-l
' woonte juift niet wetende, hebben hier
door verftaan, dat ’er geen een man o-
verblÿven zou,alzoo dat onder deÇhri-
fterién de géwponte is , dat Mannen
ftaande, en tegen een míiur, óf huis
aan, wat eren 5 maar het kan dit daar
niet wel beteekenen, om dat in’t Oo-
fteri geen mannen, maar alleen de hon-
den, dit doen,en dierhalven is de rechte
beteekenis van die woorden, dat David
zelf geen horid (of, gelÿk wy zeg-
gen, kat nog hond) in ’t leven zou ge-
laten hebben. Het gene my in deze ge-
dagten nog meer verfterkt is, dàt , gelyk
de Inlanders zig vari geen Secreeten
bedienen, maar in ’t boich of aan ftrand
gaan, om hun gevoeg tè doen, ook in
öude tyden by de Joden ook geen Secreten
moeten geweeft zyn, maar dàt
zy ook de gewoonte gehad hebben,
om maar hier of daar ter zyden te gaan,
om hun gevoeg te doen, of te wateren -,
Dat zy niet ftaande, maar zittende(zoo|
’t my toefchynt) gedaan hebben, voor
al als ik hier mede 1 Sam. 24:4. verge-
: want anders had David de flip van
zynen mantél riiét können affiiyden, en
het tweede drukt klaar het Poftöur van
een hurkend menich ùit ; behalven dat
’er nog geenzins blykt, dat hy meqrge-
hurkt heeft, öm zyn gevoeg tè doen,
dan wel om te wateren. Öokweet ik
eeen eene plaats te vinden , Waar uit
het tegendeel (te weten, dat de Joden
ftaande gewatert hebben) zou können
bèwezen Worden. , Indien men hier by
nu eens overweegt, dat degewopnten
der Oofterlingen meeft eenpàrig zoo
zyn, en dat z y , eeris gezet zynde,1 ook
Onveranderlyk, by na in alles , gefet bly-
ven, zoo vind ik veel grond , otn de
bovengemelde,plaats niet van een menfeh
(alzoo dit tot nog toe by alle Oofterlingen
voor een aanftootelyke en beriipe-
lyke daad gehouden wora) maar van een
hond te verftaan, om dat het beft zoo
met de zeden en gewoOnteri der Oofterlingen
overeenkomt, en de ziri, myns oor-
deels,zelfs nog een by zondre kracht byzet.
Zy zullen ook hunne Nagels, tot
fieraad lang laten groejen /dat men
voor al ook onder de Cnineefen ziet,)
en die dan, als de meefte Oofterlingen ,
rood verwen.
Oyer hun lichaam zyn zy vry reyn, ^
en zuiver, niet ontiiende, zòo mannen, woonte
als vrouwen, zieh menigmaal in deyanindc
volle rivieren te gaan waflehen. Men1™?^»
moet zieh egter niet verbeelden, dat zy ^ waf-^
dat, of naakt, of ook by malkanderen fchen.
op eenè plaats doen. De mans hebben
hun byzondre plaats, en ook de vrouwen
, de hare, en dat die gewoonte der
jonge dogters van zoo na de rivier uit-
walchen te gaan, zelf by de grootfte, van
ouds ài in de warme Landen in gebruik
was, leert ons de Dochter van den M-
gyptifchen Koning Pharao, en ’t geval
dat wy Exod: 2. y lezen, zeer klaar ,
waar uit men ook ziet, dat zy gemec-
nelyk eenig gevolg by zieh hadden.
Ook leeren wy dit uit Homerus Odyf-
fea in zyn 6. Boek. daar hy Nauficaa,
dogter van Koning Alciónus, zig in de
rivier waffchende, en daar na zig met
olie zalvende , met haar gevolg vari
dienftmaagden, van ’t 95*. tot het 98.
vers invoert. De vermögende onder haar,
en alle andre in Amboina, die zig gaan
waffchen, hebben daar toe haare byzondre
wafch-kleedjens,die de vrouwen,na zig
ontkleed te hebben, tot boven de boe-
fem om ’t lyfilaan, zoo dat zy , onder
malkanderen zynde, niets dan de fchou-
ders, en armen, naakt vertoonen. Het
lyk, alwaar gezegt werd* dat Saul in lang hair , daar zy zeer opgezetzyn, en
dat