
ï8 ô B F, S C H R Y V I N Ö E VA N
de Vader dezer kinderen was 5 jadeKo-
iiing fiadN hem nog wel in zyn aanzigt
durvön wryven, dat dit een rechtveer-
dige ft raffeGods over hem was, wegens
*t ongelyk , dat hy hem en zyne voor-
vaderen aangedaan had.
Dit bleefius wel eenigen tyd verborgen
3 dog liedcn uy t een nabuurigen
thuin , die het zeer wel afgezien had-
den , maakten dit eindelyk aan de Vader
van de Kinderen, en die aan ’t Op-
perhoofd van Honiihoa , den Soon van
den Heer Landvoogd De Ficq , be-
kend.
Deze greep eerft zeer ftil de handda-
digen, die ’t feyt bedreven, en daar na
00k den Koniug,die hen dit belafthad,
en zond ze gezamentlyk na ’t Kafteel,
alwaar zy pnderzogt wierden.
De fcnuldigen bekenden aanftonds de
inisdaad,dog zeiden, dat zy dit uyt laft
van hüh Koning, en eerft na z p ondra-
gelyke verwy ten, en bedreigingcn, ge-
aaan hadden , en dat hy derhalven dit
voor hen verantwoorden moeft j dog
men toonde hen klaar, dat zy,dieChri-
llenen waren, wel wiften,dat Gods wet
verbied imand, veel min Zulke onnoozele
kinderen , te dooden , en dat zy
verplicht waren God meer, als hun Koning
, te gehoorfaamen. Als men Hem
zelf oridervraagdc , Wat van die zake
was, zeide hy nergens van te wetenj
dpg als hem het vuur wat näder aan de
fchencn gelegt, en alles klaar aangetoont
wierd, bekende hy het feyt aan hen om
de voornoemde redenen tot wrakebelaft
te hebben.
Omziff, Zy wierden dierhalven gevonnift,de
aan een vier, nevens die flaaf, bm levendig geouden
rabraakt, hy om onthoofd, en de twee
™ e ta 'ai,äre ’ om g 'g “ 1™ > febrandmerkt,
’ en voor hun leverl in de jceten geilagen
te werden. De Koning, die eerft gerecht
wierd , quam zeer net in ’t wit
gekleed (dat in ’t gemeen ’t gewaad der
aoodfchuldigen hier is) op ’t Schavot,
deed een deftige aanfpraak tot het ge-
richt, hen bedankende voor de genade,
die zy hem bewefen , zeggende daar na
tot de zynen , Mannen , ikga u voor,
heb ik'eerfl gezondigt met u dit te belaßen^
ik zal* er 00k eerfi voor lyden, hopende dat
God my , en u-liedeny za^genadig zyn 3
hoewel hy (gelyk blyken zal) niet dacht
te zullen fterven, alzo ’er waren geweeft,
die hem hadden wys gemaakt, dat hy
vergiffenis erlangen zou.
Z y , hem dit hoorende zeggen , zei- i
den , ja , Heer Koning , voy hoopen u
haafi te zullen volgen.
Hy, die gedurig op zynpardbndagt
Gebed voor hem gedaan, en als Hy nd
aan ’t ' Vader om gekomen was , Bad hy
dat mede, maar kon aan het flot niet
komen, beginnende dat gedurig weer *
van voren af aan, tot dat hem eindelyk
gelaft wierd' te eirtdigen, gelyk hy deed j
nog al omziendc , of zytfPardòn niet
quam, dpg niemand vernemen.de ^ zoo
merkte hy ‘mifleid té zÿnÿ fchikte zig
ter dood , en wierd onthalft , krygende,
ter bede van den Koning van Noefànn
vel, nog . een kift. De andre vyf wierden
Gerabraakt , roeperide niet anders ¿
dan Pàti Caray Oy Patì Caray 0^’Mi-
nom Kita Qrang Poenja Daraby dät ir r
0 Pati Caray 0 Patì Cara, zuipt on¡
blocd: want hy had{hétfvérklikt.;j *
Onder de Inländers ziet men zeer zel-- Men
den verauçkte, ofwiahfchapémenféKeii'} heeft
maar zy’hebben alle mééft hunne gezón- g e ^
de leden, uitgezpnderd dat veel vari d’Arn^- kelyke'
boniche pokken wel eeriig létzel aan de of ver-
neus y en mond , -hëbben'. * ’.
Vele DuitfcherS j in de eerfte tyden Amboi-0
met Inlandfche Vfbulüy getroüwdy en neefen.
fiende, dat zy de kinderk.ens, àls 'hìer Verkecr-
te land, nìet bakerdenynog in'luìrehmet dé han-
fwagtels , of windfelen ¿ woñden, maar 4elinS ^
dàtze die maar eeii lös kleedje om ’t lyfg¿komei
flingerden, en voor al maar de plaats pn-neDuit-
trent den Navel verzorgden, dwongén fchers
hunne vrouwen , die kraamkinderkens
op deze landswyzc behoorlyk te bake- „e
ren, maar al die kinderen qUamen däar deren,
van, in zoo warmen land, of te fterven
, of in ziekte te vervallen, zoo dat
die Duitfche hoofdèh zig eindelyk weer
na die Oofterfche Lanaswyfe voegden ,
en ook, wilden zy eenig zaad in ’t leven
behouden,, wél fchicken moéften.-
Men heeft onder hèn bude en fterke 0ude
Iuiden. Ik heb ’er gezien, die, na gii- j¿yene
fing, over de honderd jaren oudzynd^ ónder de
nog alle dag berg op berg- neer in-’t Amboi-
Boich uit hakken of jagen gingen , en D>
nog vyf of zes uuren op-eendag gemak-
kclyk konden gaan j niet half zoo'moe-
de werdende, zoo lang zy ’t gebergee
op en neer liepen, dan dat zy op een
gelyke grond gingen, en zoo hen dat
begon te verveelen, Zoo waren zÿ, höe
vermoeid zy ook, zelf tot fweetenstòej
zyn mogten, weer aanftonds fris, als zy ,
onderweeg een rivier ontmoetendb, met
dat nat befweet lichaam (hun kleederen
uitgetrokken zynde) maar dry vend irfhét
water liepen. Dit heb ik ,'to t myn
groote verwondering, van Lieden ,- die
my uuren aan een over hoòg gebergte
hadden moeten draagen, en dierhalven
zeer vermoeid waren, menigmaal ge-
en befpeurd, dat, in plaats dat
keek'wel honderdmaâl om', ofhy nie- hen dit hinderen zou (gelyk het onge-
mand daar mede zag aankomen 3 dog, twÿffeld velen van ons doodeiyk zou ge-
niemand vememende, wierd eindelyk’t ! weeft zyn, en bydeGeneeskundige ook
zou
A M B O I N A:
Zou geoordeeld werden) zy fris, en' vol-
kömen van hunne vermoeidheid her-
fteld, ’er weer uitquamen, ’t geen aan
hun iverig dragen klaar te ontdekkeh
was.
De By zeker bezoek van de buiten-ker-
®c^TJcrken, op ’t. gebergte van Leytimör ge-
met een legen, vond ik in het dorp Hataläe een
zeer oud man van hooge jaaren, die egter nog
Amboi- 2eer wel van oordeelj en redelyk wel
occs‘ van gezigt, maar daar by zoo oud was,
dat hem de geheele ruggeftreng wasuit-
gckalkt, en zoo bloot, dat men ider
leedie, als dat van eenTapanfche rottine,
lcggenzag.
Waar Ik vraagde hem y hoe oud hy was. Hy
yan gaf my tot antwoord, dat ik welwift,
l^ L dat alle Inländers, boinefen , , 5 o, f Amboineefen wei-
fig in het nig van hun ouderdom weten op te ge-
rekenen ven, of die net aan te wyzen j maar dat
van hun 2y zig gemecnelyk van twee middelen
donTbe- bedienen 3 of met aanwyzing van een
dienen. Clappus, of andre boom, ten tyde van
hunne geboorte geplant, die dan by ’t
getal der leden, waar me zy-jaarlyk toe-
neemt, ook de jaren van die gene , by
wiens geboorte hy geplant is, aanwyft 3
of (zeide hy) by ’t noemeh van den:
Landvoogd onder wien zy geboren,of van
die of die lengte (wyzende dan op een
jongen van die jaren, die zy toen giften
te hebben) gevreeft zyn.
; Van het een nog het ander (vervolg-
de hy) kan ik my niet bedienen. Van
’t middel der boomen niet, dewy 1 de
Boom, by myn geboorte geplant, door
de oorlogen weggeraakt, en ’t my on-
mogelyk te zeggen is,waar myn ouders
dien geplant hebben, dewyldie dan hier,
dan daar , door den Oorlog geen ruft
hebbende, geweeft zyn. Van het middel,
om een Landvoogd te noemen,
kan ik my ook niet bedienen: want
myn jaren gaan verrebovendien tyd, dat
’er eenig Hollands Landvoogd geweeft
is. Toen de Portugeefen hier nog mee-
fter waren, en eer men oit van Holländers
hoorde , had ik al eenige tyd
voor Soldaat gediehd, en hunne gewcl-
denaryen ftaan my zoo levendig, als of
ik die nog zag, voor oogen. Ik ftond
over dit verhaal verzet, en koft my niet
gerioeg verwonderen, dat ik daar boven
in ’t gebergte een man vond , die met
zoo Veel onderfcheid, van iaken, voor
zoo een menigte van jaren, ja by na
voor een geheele Eeuwe, voorgevallen,
als een ooggetuige wift tefpreken.
Ouder- \ Toen hy my dit verhaalde, was de!
domyan Heer Nicolaas Schagheny Landvoogd van
daen Amboina, cn die Landvoogdy al om-
man* trent p© jaren onder de magt der Ne-
derlandfche Ooft-Indifche. Maatfchappy
■ geweeft, zo dat hy,dien ikgis,toen hy
Soldaat was,een borft van twintig jaren
geweeft te zyn, en ontrent 4 of f jarenq'
voor dat hy van Holländers hoorde,
foldy getrokken te hebben (want in den
jare iypp. hebben zy ’er ¿1 kennis aan
gekregen, dewyl men ’er toen al Holländers
gezien had , zekerlyk ten min-
ften een man van :i 30. jaren moet geweeft
zyn.
De Heer Scbaghen, by zekere gelegen- ^-n Äyj|
heyd uit my gehoort hebbende, dat ikkraste|^
zulk een oua man op ’t gebergte gevon-
den had, en begerig geworden, met
hem te fpreken, :.was vati voorneinen
dien ouden en afgeleefden man in een
Draagftoel, vermits hy al ver ’t gebergte
op woonde, na beneden te laten bren-
gen 3 maar hy was dien hoogen berg,
längs een zeer moeijelyken weg komen
afgaan , zonder zig van dit gemakkclyk
middel te..hebben willen bedienen, dewyl
hy zig, hoe lcrom hy ook was, lie-
ver op zyn voeten, dan op. zoo een
Draagftoel, vertrouwen wilde, bchal-
ven dat hem dit ook te groots voor-
quam, oordeelende, dat dit zyn mede-
Dorplingen tot nyd, en veragting van
zyn Perzoon, aanzetten zou, indien hy
zig deze aangebodene eer, die zelf zyn
Orangkajä niet zou hebben. durven
aannemen, had laten ' aanleunen.; Na
zyn gefprek met den Heer Schaghen ging
hy weer te voet na huis, en lei een .weg
van ontrent , 'z uuren gaans, en alzoo
van 4. uuren gins cn weder , in zo hoogen
ouderdom af.
Nog is ’er een vrouw op Hoetoe- Öiide
moeri van zoo hoogen ouder geweeft,
dat zy ten tyde der Portugefen mande-
kens aarde had hclpen aandragen, om
de Gordynen, ofpunten van’t.Kafteel,
te maken, welke vrouw derhalven niet
jonger als die Hatalaees geweeft zal
zyn.
Zekere Steven Pati Oeßeny vam’t dorp
Hoetoemoeri, een zeer vermakelyk oud
man, met welken ik menigmaal gefpro-
lcen en gegeten heb, zag zyn kinderen
en Kindskinderen in verlcheide trappen
en geleden. Hy was zoo oud, dat hy
van den eerften Landvoogt, den Heet'
Frederik Houtman, Lyfdienaar geweeft
was, die derhalven al mede verre over
de 100 jaren moet geweeft zyn;
- Die man ging nog op zyn gemak van
Hoetoemoeri na ’t Kafteel Viitoria.,
een weg. vamruira twee my len, over ’t
gebergte, en keerde dan zonder onge-
i mak wedeiom. Dagelykx ging Hy, niet
tegenftaande hy een Ryke Amboinees, ■
en dit fwerven zyne kindren zeer tegert
[ den zin was, nog in ’t bofeh, om in de
Plantagien en T huinen te hakken. Hy
betuigde, dat hy dan leefde, als hem
dit niet belet wierd.
Gelyk de Amboineefen door de bankWape-
Z 3 geennettd^