
Ç & a y É É Ë j À M BT O
N S G H ; E
fchoenen door te.ftappcn , en aan dievan 165Ö.
Hoewamohcl te laten weten, dat, zoo
imand hier tegen kikken dorft, hy die
als een muitcr en oprqerjgen
den kop doen afftaan, of zaodanigftraf*
fen zou, dat ’er een ander zieh aan kon
fpiegelen. , _
t6 56. Lcyliinorft Chrifcnm, als uit de Hitoeë-
Stdd een Maorie OrangKaja’s op te rechten,*
l f ô S t i P Rafe zoodanig. te fchikken, dat de-
Lanto»4^ oorl® °P zichzelvenuit 16 OrangKar
¡0. { ja’s van Hitoe beftaan, waar van ’er 8
aan *t Kafteel een half jaar L-mg‘wooneny
èn dan van* de andre 8 vervangen zouden
werden , hoewel op hun verzoek , ’erdaar
na maar 4 am’t Kafteel blevcn, en.
om de: drie maanden door 4 andren ver-
loft wierden, mits dat de t’huis blyven-
de een van hunne zoonen o£ broeders aan
*t Kafteel moeften latcny waar op hen
*t calappus-bolch by Hâtive ter woo-
ning aangewezcn,en den eéd by hen ge-
daan is. •
e Daar na vond hy goed devolkerenvan
Hoewamohel (welk land hy woeft hou-
den wilde) als 00k die van Bonoa enKc-
lang'ÿ die in genade aaijgenomen waren ,
op Hitoé en Leytimor hier en daar by
onderfteking te verdeelen.
Verdedd : Hunne OrangKaja’s ? als 00k Sengadji
debege- Ctrwafa , en T ahalik, wierden aan den
nadigdc Roodenbèrg ontrent het Kafteel als
rebeuen. Q |g ^ g | | en verder ôok:'die van Bonoa,
AiTahoedi, en Kelang daar geplaatft.
I Ook had ontrent dezen tyd de Lieutenant
D avid Perdrix ontrent Waynitoc,
op Boero’s Wéft-kuft, den Koning van
Gilolo gevangen bekomen, vanmeming
Bclaft hem na ’t Kafteel te brengen y doch de
Radja Gi- Heer de Flamïng^ wetende, dat h y de voor-
loloin naamfte raadgever van den Prins Cala-
*ee Ie vidttü tôt dezen nicuwen opftand gewceft,
dooden. èQ jog j-afccnde in ftaat wasom nog veel
quæul ■‘terhonnen doen, bdaftte aan dezen
Lieutenant, nog onderweeg zynde,
■ —■ - - - dfen Kdning, zorider hem aan- lancF te
•'brengen, Van kant te helpen, gelyk hÿ
hém , met zy van zyn gevolg, in zee
geworpen1 heeft. * ' .
| Daar op ging de H ttr d e Flaming de
Uliaffers nog eens bezoeken, alwaar: hy
veel' zaaken verbeterde, gevende aan de
Reduiten: (die nu meeft klaar waren) ook
hâre naamen. Die op Noeflà-Laoet
noemde hy'Beverwyk, die op Honi-
moa, Hollandia , die op Poorto, Delft,
en die op Waylapiä (op ’t Eiland Oma)
Hoorn.
Den 3 Maart begaf hy zieh met den
Leytimorfen Landraad na de kuft van
Hitoe, k>m de landen van Hoewamohel,
Bonoa, en Kelang te ontvolken , en de
voHceren daii te verdeelen. Inisjeh Tay
zögt hem wys te maken, dar de Hoe-
wamohélezen hier niet veel zin in had-
denr^reni zoo zy nochtans gedwongen
wierden hun land te verlaten, wel eens
konden weeröm kuyereny doch de Heer
de Flaming o wel wètende, dat het die
vaii Hitoe voor al niet veel behaagdé,
en zieh -âan geen klein gerugtje meer
kreunende, vond goed, ’er met ruwe
Hy had wel verboden, dat ’er de O? 'Ontvolfa
rangKaja’s niets vanzoudenlatenblyken, Hoewa-
dog men befpeurde egter, dat hetuitge-moh^*
lekt was, alzoo ’er geen een tegen had
durVen fpreken. Hy toonde hen, hoe
zy zoo veel Nederlanders, en andre dic-
naaren, vermoord , zoo veel van onze ve^
Hingen trouwloos afgeloopen, en zoo
veel goederen der E. Maatichappy: ge-
roofd, en (herhalven de: dood verdiend
hadden j maar hoe zy egter genadelyk
gehandeld, en hunne misdaaden op die
voorwaarde hen vergeven waren, uat zy
zieh in alles gehoorzaam gedragen zouden.
äi: H y vöegde daar by, dat zy.y~op hun
land blyvende, weer zekerlyk nageiboo-
men aanplanten , vrcemdelingen aanha-
len, en dus- weer aanleiding tot nieuwe
oorlogen geven zoüdcn; om ’t welk vlak
af te ihyd^n , hy niet begeerdc. ,. dat
eenig volk op Hoewamohel blyven woo-
nen, maar dat zieh de OrangKajais met
de Alfoerefe Heidenen aan ’tKafteclmet
der woon begeven, en de gemeene man
zieh op Hitoe’s kuft verdeelen zou, alwaar
zy eveneens als alle andre vrien*
den der E. Maatichappy zouden werden
gehandeld. t-LizteSzä | § 9
Daar op ging ’t vervöeren dezir ‘vot-
keren met ;■eenige z Coracora’s, en andre
vaartüigen, den 6 Maart zyn gang 5 dbg
in:’t overftekeufloegeö f parahoe’s,door
een fchielyke vlaag, of ftojriro om , waar
door OrangKaja Bagadet, zoonvanPer»
mata, medc verdronk.
Na deze vervoering der . Volkeren ver-
brandde men alle de huizen., ftak weer
na Hitoe over, en liet de Hitoeefc G -
rangKaja’s een nieuwe ordre vooriezen,
volgens welke die kuft voortaan moeft
beftierd werden , bevelende te. gelyk,
hoedanig zy met deze nieuwe overge-
voerde Volkeren hadden te handelen, en
hoedanige jLanderyen zy hen 3. -.tot het
maken yan thui^en, zouden dienentege-
ven.
Men verdeelde de gemeenen zoo .verrc piaatiea-
van den ander verfpreid, dat bloedvrien-de de
den niet licht byeen konden komen ,om
dus alle quade aanflagen af tc fnyden. Rooden*
De OrangKaja’s (gelyk gezegt is)bcrg.
plaatfte hy aan den Roodenberg, en de
Heidenen ftak hy onder die van Leyti?
mor, die naddrhand meeft Chriften geworden
zyn. •
Hy gaf ook nu aan deze en geneve-
ftingen op de kuft van Hitoe naamen.
‘Die
t ' À . À
1656. Die van Hila noemde hy Amftcrdam ,
die. op Lochoe, Overbürg, die op Hitoe
Lama , Enkhüizen , dje" op Negri
Lima, Haarlem (dog nadernand Leyden;
hernoemd) die Op Laiike, Rotterdam^
di diè op Noefla. Tctor, Vliflìngen. a vo:
“ Hier op keerdè tyy. na .’t Kafteel, be-
laftende Tabaltk aan ’t zelve té komen
woonen*. doch zyn bnderdaanen van ’t
Campon Tean konden, zoo zy wilden-,
op Bonoà blyven j. of ook aan ’t Kafteel
komen, uitgenomen de Heidenen, die
ons van Koning Mandarsjah gefchonken-
waren i doch de verdre Volkeren van-Af-
fehoedi-, Bonoa, Kelang, en Manipa,
zouden zieh bp Manipa ter neder itel-
lcn-j doch ider der OrangKaja’s. moeft
een _ zoon of broeder by den Gapitcin
Radja TahaliU aan ’t Kafteel làten Woo-
nem .
. Ontrent dezén tyd.ijuamen de OrangKaja’s
van Ooft-Ceram aSn \ Kafted1,
verzoekende mede in de jaieuwgemaakte
vrede begrepen tè weiden, ’t welk hen
onder die voorwaarde toegéftaan wierd,
dat zy ons de 3 OrangKaja’s (de bor-
zaak der onluften, na hun zeggen) over
léveren, of ,.z o q zy gevlucht waren, hen
noit meer op hun land zouden ontfangen.
Ook- wierd . hen opgelegt jaarlyks eens
aan *t Kafteel te vcnchynen., oin zieh
yoor ons te vemederen.^ en tè komen
erkennen , dat zy onder, . oös ftonden.
Zy. belóbfdéh dit , 'döch mén-hecft ze
t laatfte noit können brengen.
Calamat- De Prins Calamatta , het op Xoela
ta gaatna piet langer könnende houden:, ftak
Macaffar. dààr z dorpen iti b ran d vertfok derr i 1
Februari ’s nagts met 8 Coracora’s na I
Bangay , en zoo voorts längs de. kuft van
1 P Celebes na Macaflar,voerende veel Xoc-
janppfrn en Boetondcrs derwaards, die
hy als flaven daar verkbgt. ,
Vlaming ..Den 14 Maart vertrok deHeérii?F&-
verdedd met eenige chaloepen na Maüipa,
j X öin de Volkeren van AiTahoedi.,; Bonoa
en Kelang, daar mede hud.woonplaat-
zen voortaan aan te wyzen, kiezende.30
vxa hunne hinderen, ömi onder deö Ca-
pitein Radja Tahalile aàn dèn Roodcn-
te wbonen, en daar een Gompagnie
uit te ihaken.
De Heer Hy richtté hier ook een byzonderen
Cos na pandraad op,om alle gcfchillcn aftedoen^
Ternate. ^ cuit den fergeant, en de OtangKaja4s,
daar woonagtig, beftaan zoüi
K E ;N. , iój.
Den 17 April zond hy den Preßdent:
Cot na .Ternate, om den Heer Hufiaart
daar als L^rjdvoogd te vemngen, oji
dat die Hcer'hcm hier ook mögt koipcii 1
aflöflen.
Den Sengddjt Gowafa 9 cii zyn zoon
Jonket, lichtte hy, als gaften,: die niet
Veel te vertrouwen waren-, vanMampa,
om mede aan ’t Kafteel te woonen, waar
na Hy den 30 dito weer na *t Kaftedver-
trok.
Kimeiaha Haß was nu allcen op Boero,
dog ipeelde daar. zoo ücn meefter, dat
niemand tot de onzen uitkomén dorft,
hoewel dé Boeronecfen anders daar tob
wel genegen. waren. De Heer de F laming
nodigde hen ook daar toe door een
vriendelyk briéfie j. dat hy aan Godjdli\
OrangKaja van Wayfama, fthreef j doch
alzoo zyn Ed: hieE niet lang bleef, zoo
heeft hy daar op geen antwoord bekomen.
, .
Hy Het ook, terwyl hy nog hier wasj
overal groóte en reisbare wegen, zoo te
land, als. aan ftrand, vobral daar veftiir1
gen waren , maken.
Daar op vergàderde hy zyne. krygs- Ea de
magt, die hy na Solör én Timoi: meindeHcer
mede te nfcmen, om 'de Portugeefen aab~£™rt
te taften. Hy koos 6Ö0 man uit, waarßicni ,
af hy 11 Compagnien (die van CapiteinLand-
Tabalile mede gerekend) maakte, fthik-^?0gd ,
kende zieh gehcel tot zyn vertrek,
voórgénomen hebbende dezen oörlogs-
zugtigen Capitein met zyn huisgezin mede
te voeren. .
.De Heer Jacob Hufiaart verichecn
op den 17 May in deze Landyoogdy , al-
waar hy den ¿3 .dito, door de Heer Zée-
v o o g i 'd c Fläming als zeitìèhde Land*-
, voogd,en beftierder vahAmboina,doen-
dé den ced aan zyn Ed: YOorgefteld wierd.
Deze Heèr Hufiaart was àì een oud
Compagnies dienaar, dien ik Ä 1 1^47,
onder- de vlag van den Zeevoògd M axi-
miliaan la Maire , op ’t fchip van den
Onder-Zecvoogd de Heer JVeylandy als
Koopman na ’t Vaderlaiid vertrekkende,
ontmoet.
De Heer de Flaming vertrök, na 3 ja-
ren hier nogmaal gcregeerd te hebben, deii
24 dito , verliezende door onftuimig weer,,
tüflehen. Alang en Liliboy, een van zy-
né jagten waar van hét volk nog tei
naauwó: nbod geborgen Wierd i onder
•welkc Tahalile met zynCqmpagnienme*
de Wa^-, die al het hunne ’er by verloren
hadden.
Het ichéert of zyn geluk, by zynver-
trek uit Atnböina een cinde nam, alzoo
hy op Timor, by zynen togt van Coepan
na Amarafit, mède eenige doöden, en ge-
quetften bekomen had, hoewel hy van
daar nog met eenig yolk op Batavia ge*
komen is, alwaar hy in den Bantamicii
oorlog nog gróote bewyzen vàn zyne
dappcrÜeid gegeven heeft;. v'
C i f ' TW E E -