
iïi-w'F. i l
til
li
x K l
I H
H l
li
u l B E S C H R V V l N G È V À to
dHeoveif cxpjr
dbeerne,i en
cetcn.
Papedobry.
Toeberciding
van
Schildpadsvleefeh.
fchol fmaakt , en oojk veel drooger
is.
Zy gebruiken ook veel Ikan way way,
of gerooktc (meeft ongezoure, hoewpl
oök welgezoute) vifch , die zy, daneens
op koolen -, dan eens in de Clappus-
olie (dat hun boter is -, alzoo zy geen
Hollandfche boter zouden können eeten)-
braden , en ook zomtÿds inet Ritsjens.
kooken. Zy leggen die ook wel in
kfey als in een korft gewenteld , op
koplen» die dus vry góed, en zeer gaár
gebraden Word, waar na zy’er de key,
met fcbubben met al , àftrekken. Dit
dan met bakaflam, ritsjens, Lisbonfe of
olyven-olie, limoen-fap , en wat porot
Ikan (’t ingewand van een vifch) gege-
tên, is by hen , en ook*by de Hollanders,
een zeer lekkere ipyze.
Buiten dien koken zy hunne vifch»
na dat ze fchqon gemaakt is, ook wel
infchoon water, waar in een weinig
¿out Is., maar een walmtje op 5 leggen
die daar na in een fchoter j waar in zy
ook Wat van dat water doen (even als
wy de riviervifch eeten) drukken in ’t
zelve .wat Ijmoen-íap , en ritsjens, of |
Tsjili (zo als z y ’t metdeMaleyers noe-
men) en eeten ait vilch-fop dan met hun
Papedo, ’t geen een zoort van biy is
als onze boek-wyten-bry, dog wat flapper
, en wateragtiger) die zy van Safoe
meel in een teyl, na dat het met een
ommetje koud water gemçngt, en al-
lengskens ’er wat fiedeñd water byge-
daan , en geduurig met een ftokje ge^
roert fs, met weiriig mòeitén zeèr wit
weéten te koken, houd ende daar na wel
met het gieten van ziedend water, maar
niet met roeren op , voor dat zy *er
geen witte ftippels of ftreepen meer in
vememen.
Dezen aldus bereiden Bry noemen zy
Lapia, of Papedo, die zymet geen le-1
pel ,gelyk wy, maar met twee ftokjens,]
ider een fpan lang , eeten , hafpelende
die met de zelve eerft zoo lang om, tot
’er een groote mont vol op de ftakies
zitten blyft, die zy dan in dat vifch-£op
indoopen, en zo influrpenj ’tgeen een
van nun grootfte lekkemyen , en een
fpyfe is , hoe veel zy ook gegeten hebben,
die zy altyd nog können na-eten. Zy
makeh van weinig Sagoe-mecl een gro-
te fchottel vo l, en nemen die in een
bamboes op de Coracora-togt zelf
mede.
Als een fmakelyke fpyze zetten zy
malkanderen ook Schild-padden-vleefeh
(dat even als blank kalfs-vleeich in ge-
daante en fmaak is) voor. Zy koken
dat in geeri ketel ,maar in een Bamboes.
of groot riet, if voet lang , in zyn ei-
gen zop, doende daar zeker zamentrek-
kend blad , Dahon Songga Songga genaamt,
als mede peper, zout, korayn j
koriander-zaad, limoen-fap, wat calap-
pus-melk, gembcr, of kmquas., zonder
éeniee andere vogtigheid Ï 'by , alzoö
uyt dat riet nog wel vogt onder’t koo¿-
ken iypelt , behalvendat ’er van zelf i
vogt genoeg by komt. Dit alles doen
Zy in die bamboes » die- zy met jonge
Dahon fongga Joogga^ o f Dahon gilala,
of Dahon bahroe bahroe (welke laatfte
blaaden ook wel in.’t waffchen van ’t
hoofd-hair , en voor kraamvrouweh,
om den arbeid te vergemakkelykeri, ge-
bruikt worden) toeftoppen. Dit laten
zy dus twee drie irareh lang niet op *t
Vuur , maar çën yoet *er af ltaande*
gaar kooken , ’t geen dan by hen , en
ook by veel Hollanders, (hoewel ik van
al die Ambonfche , en verdere Indifche^
compoften , noit géhoüden heb) een
zeer Iéfcker eeten,eñ in de fchotelen ge-
daan zynde, zoo voi fop, of vogtigheid
is, dat men ’er over verwondert ftaati
Na dat n u ’t gÄ'elichap groot is , be*
reiden zy veel van zulke leeden van een
bamboes met dit fchrldpadden-vleefch,
om voor al daar van niet te kort te kamen.
Zy.eeten oak wel Ikan pindang (een
fpyfe van vifch) en kerri (op bare Wy-
z é )’er af.
. Zy maken van vifch ook een graagen
veifnaperend kpftje Kóha kóho, niet
veel in fmaak van onze ansjovis vdfehil-
lende. Zy bereiden die van kleene vifch-
këns als Ipíering, oeri-meten, of fwart-
ftaartjcs, genaamd, haalen ál de, vifch
(fchoon gdchraapt zynde) van de graat
áf, en na dat zy daar van genoeg by een
verfamelt hebben , drukken zy daar wat
limoenfap, en ritsjens, in , doen’er wat
zout, geraipte Atong (zekere vrugt,
die zeer t’ famentrekkend is) by , kneden
dat door een , maken ’er als een frieka-
del af, het wellt dan in zieh zelve door
’t limoen-fap, en de Atong (even als by
ons de haring in ’t zout) gaar word.
Dit eeten zy met Sagoe , of Ryft, zoo
geeme , als iet anders , en dit is een
koftje, daar wel een drpnk op fmaakt.
Op hunne maaltyden is ook altyd Bakaflam
, zynde zekere MoiTeltjes, diefa^ aes‘
zy in menigte , gefuiverd , in een pQt toebe-
doen zouten, en zòo, vyf zes dagen in/t-mding.
zout laten ftaan, nemen die dan uit het
zout, waiTchen ze ter degen op een
teene fcef, tot ’er a l ’t zout af is. Daar
na koken zy azyn met groene gember,
lanquas,en look, alle fyn gefnedenzynde
, voegen ’er eenige gefpouwe ritsjens,
na dat ’er de korlen uitgedaan zyn, by,
ook wat witte peper, en Nooten-mus-
fchaat, alles fyn geftampt ; dat zy ’er
dan initroyen, dog laten dit dan te za-
men , zonder de moifeltjes op zieh
‘ zd-
A M B O
zclven eerft wel kooken, daar na koud
worden, doen ’er dan de moflelkensby,
roeren alles onder een , qn laten het1 zo
in die zelve pot tot ’s anderen daags ftaan,
jfloende dat daar na in groote fleflchen,
■boven op welke zy, tegen de quade lugt,
- wat olyvenrolie doen , dat ze feer gbed
houd,zodanig, dat men die tot in Holland
vervoeren., en aldaar goed brcngen
kan.
. Men heeftze die wit , en ook die
fwart is , dog de laatfte werd beftge-
keurt, ep is ook het minft te krygen’.
- In.dezeBacaflam doopen zy hun vifchj
of vleefch , en verklären , dat dit mee-
de eeri'zeer lekker eeten is y ’t geen ik
gelooven moet, om dat het ook de tnee-
fte Hollanders getuigen;
Ï N- A. ï f ÿ
-Dat :
V /s dikwils goedgeiyeeß op lang vet Horde
Landen,
De. lichte ftpppelqn tòt Aflche,-te ver-1
bràndeij..
Hoöndercn gebruiken zÿ óokr ÿ dog AisoSli
zelden jbradende dit alles mede Clap-^Hoen- j
pus-olie, òf aan bàmbóes-lpécfén^^ fiöe- '
wfel zy die - oòk-met look koóktín |
het bereiden van hoenderen gaat ¿dóXoefo ^C;
móríig toe | dat yèr iitìand
óvergaat, om zb fé èeten. Zy :do0de¿¡Eyerenií
die zelden voor ziefi zelvén.j ten^waare.en5t*
die verminkt à of dat zy bekonftnÿt ijt í,
dat zc fterven zullen j beWaren&Wäii-;
dere voor groote maaítydeii j dog db
Nevens die Bakaflam zetten zy ook | ftu.it van een hoen aan een inïandfçhd
hun Porot-ikan j o f ’t ingewand van de idogter (wie ’t ook ’t zy) aan; tè bledèn ,
viflcBeñ (dat zy mede zouten , en op i¿ een groót affrpht.
hai-e Wyze dus ook toebereiden) op ta- Vledermuifen , en Koefo koefô’ï ïze-
fel, waar in zy dan wat limoen-fap en kere dieren by na als kònyiién) ÎÂréiden
ritsjens döopen, èn dat zo eeten.
î Zy voegen daar ook wel allerley klee-
ne ipoflelkcns , alilcruiken , en zulkeh
fpitstruig meer, by hen Sipot getiáamt,
(die zy ’s avonts by láag water foeken)
Dy,koòkende die maar met wat geklop-
te groene gember, water * en zout (ge-
-lyk dat ook de faufc daar toe is) opf V ■
Alles wat wy met boter döen , döen
Zy met Clappus-olie, Waar in zy- hun
Vifchi d.'jwleelcl ' en alles braden .
zy ook op hun manièr tbf' een lelcke*
re fpyfe.
Eycren gebruiken zy mede op die | Fl>
maaltyden , ’t zy hard .gpkpol<t ;’dat „ S J a
nog ’tbeft yoor raywas, alzo^ik' èv.en-; kieken
wel iet van’t fruirne, Quiten ’t géep ilc’erin ,
’er zelf brengeh liet, proéveii mobft) ^ J S e
zy Kalfsoogen , óf Wel een. ftiliif in ' de aau Ta^.
olie gebakken-’er af gemaäkt * màareen feh
èy y.^ daar len kiékbá:In.fsr,9;^|pÍQÍ\'dé
en I Kpning , en de eerfte Peifööh Ifaäi'de
die men ook (als de ohe veifch is) van tafel onder hen y en die bten' dat yoor
booter mauwlyks onderfcheiden kan j de grootfte lekkerny, 'die men hen 5ah-
hoewel ik die olie niet kon verdragSn, bieden kan.
en het aanftonds proefden , een reden, Zy hebbeft iñy dat díkwiístaangebqi
waarom oók al hun eeten my tegen-
ftpixdt.
Yan de gerafptd.Clappus-noot maken
zy een zoort van melk y en Van die melk
mdk,enmec rryft een zoort van Ryftenbry, die
al zeer na by de onze komt, dog een
fcherpe;tong kan altyd de fmaak van
de Calappus-mclk van de andere onderfcheiden.
Zy bedienen zieh ook veel van Her*
ten-vleefch, in de Zon gedroogt, by hen
Dinding genaamt. Ook wel van,vette
Bokjens. • ,
Deze Herten-beeften Weeten zy zeer
gemakkelyk na de pLoatfe, daär zy ze
hebben willen , ;te lokken, älleen ffiaar
met het Coeföoes * of lang fny-gras afte
branden, op welke ziltige afch die bee-
ften komen aafcnj behalven dat het zelve
een zöort van mift op' hetland is,
dat Firgilius in zyn tyd al wift, alzo hy
Georg. Lib. 1. vs. 84. zegt:
Sape etiam Steriles incendere profutt ag-
ros,
Atqite Levern ftipulam" crepitantibus urere
flammis.
Calappus
HertenenBokken
Vleefeh
ophun
Tafel.
den i dog ik kan niet zeggen hoe het
fmaakt , alzo ik rfly op ’t zeggen.ygn
den Koning of Orangkiÿaj àie haaft:my
zat , en dien ik het öVergaf , : gefiift
hield j' hoeWel hy betuigde, ; dât hÿ; 'dië
eerc niet weerdig Was’y en die my aj-
lëen tôëqüamf '
Zy zyri óqk groote liefhebbeîs van depädde-
Pàdde-ftoelen 5 die op de Sagoe-bop-ftoeleni
men groejen 5 hoéwel ’er ook bp de
N ooten-fchillen of bolfters Voortkomen,
die uitnèmènd van fmaak ¿yii, zoo dé
liefhebbefs z'éggén'ì dóg de Ambojnee-
fcti zyb meeft vôor dë eerfte, welker fteel
wel een kinder-arni dik, en waar Van
de kroon Wel als een fpan, cn zomcyds
grooter 5 ja aïs eén bord , in de, tpndte
is. Zy groejen. ook wel op andere boo-
men , dog die konnen ;jn finale!byjde*
ze niet haalen j die , volgéns de ,ae .getuigenisvânyecl
Hollanders, zeër malfçh,,
en goed zyn. Ik hebze geproeft, die -
op de Noöten-Mufcaat-bolfter gegroeit
waren 5 dog zy behaagden my ganfch
niet, en waren als leder.
Een van hunne lekkerfte fpyfen i|s ook Sst„0(ia
i de Sagoe-worm, zÿhdè wit van gedaaii- formen
Mb