
A Sí B ö I N Ai *71
ictn, en om heil gocdof quaäd geluk te
voor*
hoofds-
fieifcL 1
door welke zy wel ider cen, maar nie-
,mand haar3 zien kon. Dezei) zag ik den
Bruidegom feelyk wy dít alies.,ondér de
zaaken der Chincefen omftandigcr ver-
halen) haar aflichten, op welke tyd hy
haar ook de eerfte maal van, zyn leven
zag.
voorfeggen, dien<
Onder de-zéldfaàmftehoofd-fieraàdén,
die ik by hen , en nöit by eenige andre
Volkeren eevonden heb , is het voör-
hoofd-fierfel , een van de oudfte Sieraa-
den der Oofterlingen , ’t geen al ten ty-
de vah Abraham otidev de hoofd-fieraden
der Hebreeufche Vrouwen van die écrite
eeuwen met de naam van DH Ne-
zem, datis, een voor hoofd-fiei fei, Gen.
z a : zz. 3 0. 47. bekend was , en varl ’t
Welke ik naderhartd ook Judie. 8 : ¿ 4 , 2 f ,
z6. onder deHoöfd-fieraaden der Midi-
aniten , wanneer Gideon hüntib Köningen
verflagen had, leefe 3 gelyk nàède
Job 42: 1 1 . Ezech. 16: iz . Hof. 2: 1 2 .
qh Jef.y. z i . Hoewel dit zelve woord
Gen. 3 f : 4. en Exöd. 3 1 : 2 , 3. ook voor
een Oor-fierfel genomen werd.
Ik leefe daar van wel in de gemelde
plaatfen 3 dog vinde daar by in de text
zelf, rtog öok in gecne Kantteékeningen
der Géleërden, of nergens by cenig
gfeleerd Schry ver uytgedrukt, vari Wat
/ gedaante dit vöorhoqfd-ficrdfel geweeft
zy.
Alleenlyk leefe ik in deKantteekenjng
över Jef. 3: 21. dat'dit eenige Verfier-
felén waren, die op ’t vöofhoofd tot de
rieus hingen 3 ’tgeen äl zö veel is als öf
fcy’ér nifet tnet allen ván zfeiden, älZo
niemand daar uyt begrypen kan höeda-
hig het maakfel en fatföen VanZulken
Vobrhoöfd-fierfel geweeft zÿ/
Ik heb gelegeriheid gehad , öm ’er
vërfchéidenë in hariden t'e kiÿgen , fom-
fiiige die tot op de rieus toe aihiögen^
andere die niets, dat athing , by zieh
hadden , waar úyt men ziet , dat ’er
Verfcheide Zöorteri onder dé Oofterlingen,
maar niet altyd vän Goud (hoeda-
Toen zag men voör haar yoorhöofd,
en rondom ’t zelve , dit Voorhoofd-
ficrfel van buigfaam Goud , zynde, vaft-
gemaàkt. Het was tWee fpannen lang,
ontrent twee duimen breed , en met
13 Helden-beelden verrykt, onder welke
nig die, in Gods woord , alle voorko-
meri) geweeft zyn, gelyk wy dit met
de ftukken zullen toönen. Í
ï)at van Ik heb ’er hier in Amboina drie, f en
Capitein neigens anders een eenige meer, gezien.
Li“ - Deft grootften en heerlykften, die in
handen van den öuden Capitein der Chi-
Dogter neefen, Umlíiiangko's vrouw was,vcr-
afgetee- toonen wy in de voornoemde Plaät,
kcnd- onder D.
Die Juffer vertoonde tny dit ter gele-
genheid van ’t huwclyk van haar oüdfte
Dogtef , die , gelyk zy nü ftond te
trouwen, en na de wyfe der Oofterfche
Dogters, van haat 8 à p jaaren tot nu
toe altÿd opgeflotën geweeft was , öp
de dag van haar huwelyk nueerft buiten
haar kamer voor het 00g der riiannen
verfcheen, maar op een wyfe , die my zeer
Vreemd voörquam,alzo ik noit eenjonfe
dogter, afdus opgefierd gezien had.
. y had over haar hoofd een paars-geverw-
den neteldockfen gtooten Ncusdoek;
het middelfte het grootfte èn voor-
naamfte was. Onder aan het zelve hingen
verfcheide ruitsgewyfe aan een ge-
regene Criftalyne kraalen , onder aan
welke 3 zes enkcle netrgaande riften,
ider aan een byfondere riiit , recht né-:
der hingen , zynde ider aan ’t einde
onder met een Robyn verfierd.
Dit kriftallyne Ketenwerk hing niet
alleen tot aan de neus, maar ook over ’t
ganfche aangezicht van dezejongeDog-
ter, en diende haar,na datdeNeusdoek
van haar aangezicht nu af gelicht was,
nog ten deelen oiri de blos, die zy op ’t
zien van zo veel manvolk pp haar aan-
geiieht kreeg , wät te dekken , en om
ook als tuflchen die tralien henen alles
te befchouwen.
Dit Voor hoofd-fierfel word in haare
taal Pafcean genaamd , en is onder hen
by lieden van aanzien zeer veel in ge-
bruik.
Het tweede V oorhoofd-fierfel, my Tweede
vootgekomen , was van dun geflagen Voor-
Goud, hebbende de gedaante en lengte
yan een langfmal Laurier , of Peeren- van de
blad. Het was in ’t midden dntrentjonge
twee vingeren breed, liep aan weder- Gram
zyden fpits uyt, hebbende in ’t mid-van yv
den een bloem met vyf bladen en eenige
kleene karteltjes , hoedaanige ’er ook
met een foom rondom, en van beide de
einden ook, na’t midden toc, liepen., daar
die ider aan weerzyden met twee blaad-.
jes van zulke karteltjes, dicht by die
vyf-bladige bloem in ’t midden, eindig-
den. Dit Voorhoofd-fierfel was wat
hol na binnen toe omgebogen, om zoo
veel betcr tegen het voorhoofd té
fluiten, gelyk ook die twee ringetjes
of oogjens aan Wedérzydén diendén.,
om ’t zo voor te binden, dat ik ook dé
jonge Gravin van Way, de Huisl rouw
van Jeremias Cajado , met een goud
Ketentje dus agter aan hare Conc|c
(of ilangSgewyfe agter opgewondc of
rondom op een gerolde tuiten) heb
zien vaft rhaken. Het was na gisfing
niet boven een halven Ryxdaalder aari
Goud fwaar 3 en men kan de figuur
des zelfs op de voornoemde Plaat by dé
letter E. zien.
y 4 t o i