Verder zijn twee Amerikaansche voedselplanten snel over Afrika verbreid, nl. ma'is
en maniok; ook de tabak wordt thans veel verbouwd, en een soort hennep, dacha
genoemd, dringt snel voort. Als een hoogst belangrijke voedselplant is de banaan
te noemen.
Daar het be waren van het graan, bovenal van gierst, groote moeielijkheden Opl evert,
wordt het brouwen van bier een noodzakelijkheid. Verder wordt de gierst meest in
brijachtigen toestand gegeten. Het vleesch is een toespijs, die gedeeltelijk door de
jacht, gedeeltelijk door het slachten der huisdieren verkregen wordt.
Bij de beschrijving der afzonderlijke volken zullen wij bovengenoemde indeeling
echter niet volgen. Wel zijn wij het met Prof. Ratzel eens, dat van zijn gezichtspunt
u it vele eigenschappen en kenmerken in groepen vereenigd kunnen worden; ook
gelooven wij, dat hierdoor het sociale beeid verhelderd wordt, een der redenen,
waarom wij in dit overzicht er op wezen, doch een in hoofdzaak geographische
volgorde komt ons in een werk als dit nog het wenschelijkst voor. De orde, waarin
wij de Bantu-volken behandelen, wordt in het volgend overzicht samengevat:
A. Kaffers.
B. Zuidelijke Ba n tu ’s.
0. Oost-Afrikaansche
Bantu-volken
m e t vaste woonplaats.
D. Stammen v a n de
Kongo en in
Neder-Guinea.
Zulu’s.
Zuidoost-Kaffers.
Matabelen.
Bechuanen en noordelijke Kaffers.
Ovaherero’s en Bergdamera’s.
Stammen ten zuiden der Kunene.
Marutse-Mambunda-rijk en naburige volken.
Stammen in het brongebied der Zambesi.
Lunda-rijk.
Stammen aan het Nyassa-meer en de Beneden-Zambesi.
Stammen tusschen de oostkust en de groote meren.
Bewoners der Wahuma-Staten.
Stammen ten zuiden der Kongo, aan de kust.
Stammen in het Kongo-gebied.
Stammen ten noorden der Kongo.
H O O F D S T U K XI I I .
D E K A F F E R Y O L K E N .
I. De Zulu-Kaffers. :
Het zuidoosten en zuiden van Zuid-Afrika, ten nqorden der Hottentotten, wordt
bewoond door verschillende volksstapnmen, die men veelal samenvat onder den naam
Kaffers. Deze naam is eigenlijk een triviale uitdrukking, waarmede de Mohammedanen
de „ongeloovigen” aanduiden (in het Arabisch Käfir Cm een ongeloovige, niet-
Mohammedaan, van Kafara = ongèloovig zijn). De Portngeesche ontdekkers van
Oost-Afrika namen dit woord over van de Arabische handelaren, die de inboorlingen
van de. geheele oostkust van Afrika aldus noemden, wat nog in de 17« eeuw het
geval- was. Later paste men dien naam alleen toe op de zuidoostelijke stammen
van Afrika.
Bij de Hollandsche kolonisten aan de Kaapkolonie was de naam Kaffer reeds vroeg
bekend. Wel verwarden enkele sehrijvers,< o. a. Dapper, de Hottentotten nog met
de Kaffers, doch P. Kolbe (1727) wijst er reeds beslist op (I, pag. 417) dat
Hottentotten en Kaffers’ verschillende natiën zijn, terwijl hij het woord met Ludolf
àfleidt van een Chaldeeuwsch woord, waar „cafar” zooveel beteekent als „hij heeft
gelogen, hij heeft verloochend, nl. God.” In 1678 komt de naam Kaffer het eerst
voor in een dépêché van S. van der Stel, die vermeldt, dat een schip in genoemd
ja a r twee „Kaffer”slaven tegen een billijken prijs gekocht had. Zeer zeker is de f
door de Hollandsche uitspraak verdubbeld, waardoor het woord Kaffer ontstond.
Tot de Kaffers in ruimeren zin 'rekent men een groot aantal stammen in Zuid-
Afrika, die naar hun geographische verbreiding in een zuidoostelijke en oostelijke
groep, een middelste groep en een westelijke groep onderscheiden worden. Tot de
oostelijke groep behooren de Swazi’s> Zulu’s, Pondo’s, Pondomisi’s, Tembu’s, Fingo’s
en Kosa’s (Xosas); to t de middelste de Bechuanen en Basuto’s en tot de westelijke de
Ovaherero’s of Damara’s, de Ovambo’s en verwante stamnien.
Wij vangen onze beschrijving der afzonderlijke volken aan met de oostelijke
Kaffers, van welke de Zulu’s de hoofdstam uitmaken. Dit volk kan men als de type
der groep aanmerken ; de meeste eigenaardigheden en kenmerken der Zulu’s vindt
men bij de overige stammen in het oosten terug.
A. Do g e s e h i e d e n i s d e r Z u l u ’ s.
De Zulu’s wonen het noordèlijkst van de oostelijke Kaffers. Op de terrassen,
waarmede het hoogland van Zuid-Afrika naar den Indischen Oceaan afdaalt, een
land vol scliilderachtige afwisseling van hoog en laag, met een weelderigen planten-
groei, hebben zieh de Zulu’s gevestigd. Hun gebied is thans geheel in Engelsche
handen. Het tegenwoordige Natal en het ten noorden daaraan grenzend en er toe
behoorende Zululand is het gebied, waar de Zulu’s hun eigenlijk vaderland hebben,
waar zij althans in de laatste eeuw gewoond, waar zij een niet onbeteekenende
geschiedenis afgespeeld hebben. De Zulu’s toch vertegenwoordigden de duurzaamste,
de grootste en de sterkste macht, welke de Kaffers ooit gegrondvest hebben ; hun
gezag strekte zieh uit over talrijke kleine stammen, die meer door onderworpenheid
dan dpor stamverwantschap met hen verbonden waren. In den eigenlijken zin moet
men onder de Zulu-volken meer een uitgebreide krijgsorganisatie dan een groep