184 DE BOEREN OVERWINNEN DE ZULU’S.
Dit lot zouden al de binnentrekkende Boeren ondergaan hebben, :was niet een
jongeling wakker geworden, die op zijn paard sprong en naar de andere groepen
Boeren snelde, om dezen te waarschuwen.
Een vreeselijke strijd volgde. Juist hadden de Boeren tijd gehad, hun wagens to.t een
legerkamp in orde te scharen, toen de Zulu’s versehenen. „De moed, bekwaamheid
en kalmte in gevaar, dien morgen aan den dag gelegd door emigranten, vrouwen
zoowel als mannen, zijn onovertroffen in de wereldgeschiedenis.” Van beide zijden
werd met onverschrokken moed gestreden, en er lagen letterlijk.hoopen lijken rondom
de legers der Boeren, toen de Zulu’s tot wijken werden gebracht.
Door deze gebeiirtenissen werden de overgebleven Boeren genoodzaakt, handelend
op te treden tegenover de Zulu’s. Er volgde een bloedige strijd en met heldenmoed
wisten de Boeren, sedert het laatst van 1838 aangevoerd door Andries Potgieter,
KEVUE VAN PANDA.
glansrijke overwinningen op de Kaffers te behalen. In den slag van 16 December
1838 bij de Bloedrivier vielen meer dan drieduizend Kaffers, terwijl Dingaan, na
zijn hoofdstad in brand te hebben- gestoken, op de vlucht ging.
Hiermede begon de macht der Zulu’s te wankelen. De eens zoo onoverwinnelijke
krijgsorganisatie verloor haar k racht; de onderworpen stammen waren het bloedver-
gieten en de onrust moede; men verlangde er naar, van Dingaan verlost te worden.
Panda, een stiefbroeder van Dingaan, maakte van deze gelegenheid gebruik, om een
samenzwering tegen den vorst te smeden. Zelfs verscheen hij over de Tugela, om bij de
Blanken hulp te vragen, en hoewel hij eerst met wantrouwen werd aangezien, bleek
toch weldra de oprechtheid zijner bedoelingen. Er werd een schikking getroffen; Panda
werd leenplichtig aan de emigranten, onder voorwaarde, dat zij hem zouden steunen.
DE ZULU’S ONDERWORPEN. PANDA. CETYWAYO. •185
In den strijd, die hierop tegen Dingaan uitbrak, moest deze het onderspit delven.
Den 30sten Januari 1840 werd een beslissende slag geleverd, waarbij het leger van
Dingaan een groote nederlaag leed, terwijl hijzelf noordwaarts vluchtte naar de
grenzen van Zwaziland, waar hij spoedig daarna gedood werd. Sedert werd
Panda opperhoofd der Zulu’s; Pretorius installeerde Panda formeel als zoodanig, doch
als leenplichtige van den Volksraad, waaraan hij trouw beloofde. Zoo was het mächtige
Zulu-volk binnen körten tijd tot een Staat van afhankelijkheid van de Boeren in
Natal vervallen.
, De Boeren juichten bij dezen uitslag van den strijd. In een hunner nationale
liederen luidde het als volgt:
„Dinga.an is nou gesneuvel,;
Dis örn' sijn tirannij;
Tamboesa én ook Slelu.
Om hui’ verrajerij;
En Panda is gekome,
Hij het gevraà om vreé';
Ons het dit sonder shrome
Blijmoedig'hem gega,,..,
Ons arme Afrikane,
Wat hier in Natal W'oon,
Hoe wort tog onse träne
Met goedheid weer bekroon !
0. God 1 Gij skenk ons vrede,
U segen ook daarbij
En Uwe huipe mede;
Ja, Gij sijt aan ons sij !”
De^ afhankelijkheid van Panda duurde tot 1842. Toen de Boeren in Natal in den
strijd- tegen Britannie het onderspit moesten delven en Natal een Britsche kolonie
werd, kwam er een grensregeling in het noorden van Natal tot stand, waarbij Panda
het gebied tusschen de Buffalo en de Boven-Tugela aan Natal afstond. Daarna werd
Panda als onafhankelijk vorst der Zulu’s behandeld. Het gebied, waartoe zijn macht
beperkt was, verkreeg sedert meer bepaald den naam van Zululand.
Panda bezat minder geestkracht en energie dan Chaka èn Dingaan, en de strenge
krijgstucht verzwakte onder zijn bestuur. Als men hem met vrede liet, was hij
bereid, ook anderen met rust te laten. Het volk behield echter nog steeds zijn wreede
natuur en telkens gaf het daarvan door tal van gruweldaden de duidelijkste bewijzen.
In het rijk van Panda ontstond zelfs een burgeroorlog. De twee bekwame zonen
van Panda, Umbalazi en Cetywayo dongen beiden naar het recht van opvolging, en
de wapenen moesten beslissèn. In December 1856 had er een beslissend gevecht
plaats, waarin Cetywayo de overwinning behaalde.' Een gedeelte der aanhangers van
zijn broeder vluchtte naar Natal, een ander gedeelte kwam om bij een vreeseliike
slachting. .. J
Sedert was Cetywayo feitelijk het opperhoofd, hoewel de zwaarlijvige, logge Panda
nog leefde tot 1872. Cetywayo was een man, innemend van voorkomen, waardig in
zijn manieren en met een ruime mate van verstand bedeeld. Sluw en listig van
aard, kende hij geen mededoogen en sprong hij roekeloos met menschenlevens om.
Eigenaardig en met groote staatsmanswijsheid wist hij zijn rol zòo te speien, dat
hij zoowel door de Boeren der Zuid-Afrikaansche Republiek als door het Nataische
Gouvernement als het grootopperhoofd der Zulu’s werd geinstalleerd. Toch bleek
het, ^ dat oorlog niet te vermijden was tusschen het Britsche gezag in Natal en de
Zulu’s. Engelsche ambtenaren werden met minachting in Zululand behandeld; Zulu’s
trokken soms de grenzen over en pleegden allerlei misdaden ; een Zulu-leger trok
längs de Britsche grenzen en noemde dit enkel een jachtpartij. Deze en nog ver-
scheidene andere oorzaken deden den strijd ontbranden. In Januari 1879 brak de
oorlog uit en trok een Engelsch leger Zululand binnen.