WAGOGO’S. WANJAMWEZI’S.
kust-Negerinnen, tot onder de oksels in doeken en laten het bovenlichaam onbedekt
Zij gebruiken daarvoor dikwijls goede stof. onnedekt.
+ s hebben de zonderlinge gewoonte, om zieh bii het maken van h n n
w t s c h t f e r Ä ^ M " " f M H wassenen. Hiardoor verknjgen zij een zachte, scho o“n e dahaurinda, mmeete n™en zii S epn hHn n
huid is inderdaad ook zacht. Na de behandking met nrine T o rd t het gebeele
hehaam met grondnoten-ohe of nzmus-olie gezalfd en daarna met roode aarde
mgewreven, waardoor de huidkleur wel iets op die der Indianen geliikt Toen wii
van een eemgszms lichtere huidkleur spraken, hadden w i f met^hierop « l i
doch op de eigenhjke kleur der huid. Door die behandeling van het lichaam heeft
T EMBE D E B WAGOGO’S EN WANJAMWEZl’s .
* * *
i’. We'1' °nS thans na,ifT t0t de Wanjamwezi’s en hun land. De Wanjamwezi’'
Dinkelv. Mjamwezi, meerv. Wanjamwezi; wij behouden echter den Nederlandscher
meervoudsuitgang) vormen in Oost-Afrika een grooten stam, die ten oosten van hei
De Wa'n ' ,ln 6en UltgestJ ekt landgebied, te r grootte ongeveer van Beieren woont
d W JT eZ1S f jn ln onderscbeidene onderstammen verdeeld en Toem^n zfcl
S f f een Zekeren tr0ts Wagallagansa, hoewel er geen stam van dSn n a S
De taal der Wanjamwezi’s is het Kinjamwezi, een Bantu-taal, evenals het Kisuaheli
doch veel armer aan woorden en begrippen, terwijl de uitspraak zieh dooi Ä
WANJAMWEZI’S. ARBEID. KLEUR. 301
eigenaardig zingen kenmerkt. De Wanjamwezi’s zijn in uiterlijk echte Bantu-Negers;
het zuivere type is, ondanks de vermenging met ingevoerde slaven, nog goed te
onderscheiden. Zij zijn slank van gestalte, eerder groot dan klein, en hebben fijne
beenderen en gewrichten. Misvormde menschen komen zelden bij hen voor; dezen
worden niet gedood, zooals bij enkele stammen, maar met medelijden beschouwd, wijl
men aanneemt, dat zij door toovenaars zijn misvormd.
Het gelaat is betrelckelijk smal, neus en lippen zijn niet dik. De spieren zijn niet
zoo goed ontwikkeld als bij de Wagogo’s, doch geven meer den indruk van taaiheid.
De spierkracht is echter niet groot; de Neger is over ’t geheel niet in Staat,
zijn krachten op een gegeven oogenblik plotseling te concentreeren. Hierin vinden
wij voor een deel de verklaring van het feit, dat de Europeaan den Neger gemakkelijk
OOBSPBONKELIJKE HUT T EN DEB WANJAMWEZl’s EN DE WELKOMSTGBOET DEB ECHTGENOOTE.
in körte gevechten overwint, doch op den duur voor hem moet onderdoen. In
duurzame krachtsinspanning, als het dragen van lasten, het verrichten van veldarbeid,
is de Wanjamwezi onovertrefbaar; gedurende twaalf uren werkt hij met kleine
tusschenpoozen geregeld door. Zeker is dit aanhoudend doorwerken ook hiervan een
gevolg, dat de Wanjamwezi in ’t geheel niet bij deh arbeid denkt, doch als een
machine voortloopt; waar het intellect bij de Negers gewekt is, wordt dit mechanisch
volhardingsvermogen geringer, zooals blijkt bij de Negers van de kust.
De huidkleur der Wanjamwezi’s is donkerbruin, met veranderingen tot licht
kofflebruin, welke enkel bij de vrouwen voorkomen. De lippen zijn niet rood, doch
op zijn best slechts een weinig lichter dan de overige huidkleur. De huid is, hoewel
aan de lucht blootgesteld, zacht en fluweelachtig en neemt bij koude of na den