derde een roode dwerg, met witte oogen, die van het hoofd tot de voeten in rood
en bruin gekleed was. De vierde was een kleine zwarte moeder en kind, met een
blauw kleed om de lendenen; de eerste droeg een mand of kalebas op het hoofd.
De vijfde was dito, maar kleiner. De zesde was een klein, op een baviaan gelijkend
voorwerp, met een rood gezicht onder een zwarte muts, een oorlog-knods in de
rechter- en een geweer in de linkerhand. De zevende geleek veel op de laatste,
maar was koolzwart en droeg van achteren een wit schort.
AMAZONEN VAN DAHOMEH.
De koning bracht een bezoek aan deze ongelukkigen, sprak met enkelen hünner
en gaf hun 20 snoeren „kauri’s” ten geschenke. Op verzoek van Burton, om hun
genadig te zijn, liet hij omtrent de helft hunner losmaken, op knieen en ellebogen
voor hem liggen en gaf hun toen de vrijheid.
Een eigenaardige instelling was het leger van Amazonen 1) of vrouwelijke Soldaten,
1) Amazonen (Gr. Amazon, van a — niet, en maz6s —- vrouwenborst) de naam van een fabelachtig
dat in Dahomeh bestond. Bij de vroegere koningen bestond die vrouwelijke lijfwaeht
uit 8000 personen, in den lateren tijd uit 1500. Deze Amazonen vormden, volgens
Skertchly, de kern van het leger, dat van
trommen en schietgeweren voorzien en in
dien tijd (1870) 8000 ä 10000 man sterk
was. Bij de verovering in 1894 telde het
Amazonen-leger 2000 vrouwen, voor vredes-
tijd gerekend.
Het Amazonen-korps bestond, volgens Bur- •
ton, geheel uit vrouwen; zoowel offieieren als
Soldaten behoorden tot het vrouwelijk geslacht,
zij namen aan het hof zulk een hoöge plaats
in, dat elke Amazone op zijn minst een
slavin bezat. In hun eigen land droegen zij
twee namen: Akhö^si’s, d. i. vrouwen van
den koning, en Mino’s,. d. i. onze moeders. \ k k u i t -h o o b n .
De eerste naam is hun misschien gegeven
volgens het lucus a non lucendo-beginsei, omdat zij de vrouwen van niemand mögen
zijn; de tweede wordt gebezigd als titel van eerbied en achting. De werkelijke
vrouwen van den koning dragen geen wapenen, en ofschoon hij somtijds wel eens op
volk van krijgshaftige vrouwen in Klein-Azie, die men, volgens de ovevlevering, in ha ar jeugd de
rechterborst atbrandde, om ongehinderd den boog en pijlkoker te. können hanteeren. In het algemeen
wordt deze naam gebrnikt, om moedige vrouwen, heldinnen, aan te dniden.
ATP-RTITA. ««