H O O F D S T U K XIX.
Z U I D E L I J K E B A N T U ’S.
II. Het Marotse-Mambunda-rijk en naburige stammen.
Ten noorden van den bovenloop der Zambesi ligt in het hart van Afrika een
gebied, dat als het Marotse-Mamhunda-rijk wordt aangeduid, doch dat staatkundig in
de sfeer van de Britsche belangen ligt. Dit rijk heeft, tijdelijk althans, eenigszins
aan te wijzen vaste grenzen. In het noorden strekt het zieh ongeveer uit tot de
waterseheiding tusschen Zambesi en Kongo, die hier in het landschap Garanganja
to t niet onbelangrijke hoogten stijgt. In het zuiden vormt de Zambesi de grens van
den Kuanda-mond to t die der Kafue. Ten oosten der Kafue is de grens minder juist
aan te . geven. In het land tusschen Zambesi, Nyassa-meer en Garanganja ligt nog
een gebied, omtrent welks bewoners wij tot nog toe al zeer weinig weten.
Geographisch ligt het hier bedoelde rijk tusschen 13°30' en 18° Z.Br. en 24°20' en
28°50' O.L. van Greenwich. De oppervlakte wordt op ongeveer 268,000 K.Ms
gerekend met een aantal bewoners, dat op 900,000 geschat wordt. Aan deze schatting
kan men echter niet veel waarde hechten, j Een groot gedeelte des lands behoort tot
het stroomgebied der noordelijke bijstroomen van de Zambesi, die gewoonlijk met
moerassige oevers omzoomd zijn. Overigens is het land meestal geheel vlak en
boomloos; alleen in het zuidoosten verhelfen zieh enkele bergruggen. De ligging in
de tropische luchtstreek geeft een buitengewoon hooge temperatuur, en aan de oevers
der rivieren, waar de vochtigheid voldoende is, tie rt een weelderige plantenwereld
van tropische vormen, waarin een rijke fauna woont. Het echte hoogland heeft goede
weiden, waarop groote kudden runderen gevoed worden. Het rijk der Marotse-
Mambunda’s bezit in hoofdzaak twee verschillende klassen van bewoners, nl. de
heerschende Marotse’s of Barotse’s en de onderworpen Mambunda’s. De laatsten
wonen voornamelijk in het noorden en noordwesten, de Barotse’s meer in het dal
der Zambesi en het zuiden des rijks. Volgens E. Holub, die dit gebied in 1875 en 76
bereisde en een korte beschrijving van het rijk en zijn bewoners gaf, wonen in dit
land wel 18 grootere en 83 kleinere stammen. Van deze zijn de Batoka’s en de
Makalaka’s, ongeveer bij de Victoria-watervallen ten noorden der Zambesi, de
belangrijkste. Verder noemen wij de Maschukulumbwe’s de Bakuba’s en Bayeye’s.
In dit land aan de Zambesi voerden voor ongeveer een halve eeuw de Makololo’s,
een samenvoeging van verschillende volken met een kern van Basuto’s, de heerschappij.
Onder leiding van den dapperen Sebituane waren zij naar het noorden getrokken
en overwonnen zij onderscheidene Bechuanen-stammen, onder deze o. a. de Makalaka’s,
wier woonplaats zij innamen. Deze overwonnen volken losten zieh op in de Makololo’s,
en dit had eveneens plaats met de Barotse’s. Toch bewaarden de Makololo’s in hun
wezen nog karaktertrekken, die aan de Basuto’s herinnerden. Men zag de mannen
met het houweel in de hand naast de vrouwen naar den akker gaan, wat bij geen
andere Kaffers geschiedde. In dien toestand leerde Livingstone hen nog kennen.
Sebituane, de vorst der Makololo’s, stierf in 1851. Livingstone zegt, dat nog nooit
het sterven van een zwarte hem zoozeer had getroffen. Het was een kloek vorst,
die uitging van de Stelling, dat zijn onderdanen zijn kinderen waren. Na dien tijd
ontstonden er twisten over de erfopvolging en het rijk spatte weldra uiteen. De
Makololo’s gingen geheel te gronde; dit eens zoo mächtige volk werd binnen körten
tijd totaal uitgeroeid.
HET MAROTSE-MAMBUNDA-RIJK. 271
' Doch in plaats van de Makololo’s verhief zieh thans de Barotse-vorst Sepopo, die
doof erfenis later het Mambundaland verkreeg. Op de puinhoerpen van het gebied
der Makololo’s ontstond thans het Marotse-Mambunda-rijk, een dier staatkundige
scheppingen, welke op den overgang der steppe tot landbouwgewesten ontstaan kunnen,
doordien een koen veroveraar de zwakkere landbouwers onderwerpt en gemakkelijk
in onderwerping houdt. Doch opmerkelijk is het, zegt Holub, dat de taal der
vernietigde Mokololo’s is blijven bestaan bij de overwinnaars en tegenwoordige
heerscherS. Daardoor zijn de Makololo’s zelfs na hun afsterven nog het middel tot
onderlinge verbinding der stammen gebleven. De tegenwoordige taal is niet meer
de zuivere Basuto-taal, doch door vermenging met Marotse-elementen gewijzigd; echter
met de Basuto-taal kan men zieh in dit gehied nog redden. Sedert 1891 heeft dit
rijk een verdrag van protectie met de Britsche Zuid-Afrikaansche Compagnie gesloten,
die hier het recht van exploitatie heeft. De Europeesche bewoners zijn er echter
nog gering in aantal, en het geheele land is overgelaten aan de inboorlingen. ^
In het Marotse-Mambunda-rijk is de tegenwoordige heerscher onbeperkt in zijn
macht; hij is zoowel eigenaar van zijn land als van de bewoners. De onderdanen
zijn slaven, zijn verplicht, om den wil des vorsten zonder bedenking uit te voeren.
De onderworpen volken betalen een schatting, om den oorlog met den mächtigen
overheerscher te voorkomen. In belangrijke heslissingen wint de koning advies in
van zijn raad. Deze koninklijke raad iS' u it vier leden samengesteld, door den koning
benoemd. Onder vöorzitterschap van den koning worden de belangen van het rijk
voor de hoofden en het verzamelde volk besproken. De politieke beslissingen, die
door den souverein worden uitgevaardigd, hebben kracht van wet..
De dorpen staan onder hun hoofden of induna’s. Dezen moeten zorgen, dat de
jaarlijksche schattingen aan den koning voldaan worden.
De koning wordt voor den grootsten toovenaar en dokter gehouden, en onder den
dekmantel van deze macht, die door het bijgeloovige volk zeer gevreesd wordt, kan
hij allerlei misdaden verrichten. Hoewel de koning alles kan krijgen, wat zijn oog
ziet, behoeft hij deze willekeur niet toe te passen, daar zijn inkomsten zeer overvloedig
zijn. Behalve genoemde schatting van de onderdanige stammen bezit hij uitgestrekte
landerijen, die gedeeltelijk door een geheele kolonie zijner dienaren, gedeeltelijk door
zijn talrijke vrouwen en hun gevolg bebouwd worden, en overvloed van graan en
andere produkten aan het koninklijk hof-leveren. Elastieke gom en ivoor worden
aan den koning gegeven en vormen voor dezen het belangrijkste ruilartikel met de
Blanken. De handel is hoofdzakelijk in handen van den vorst.
Uit het bovenstaande blijkt reeds, dat de sociale toestand der inboorlingen treurig
is. De werkelijke onderdanen worden als slaven beschouwd, als zij tot een anderen
stam dan dien der Marotse’s behooren en niet door den koning persoonlijk vrij verklaard
zijn. De Marotse’s zijn over ’t geheel vrij van slavendiensten, doch kunnen pa misdaden
ook tot slaven veroordeeld worden. De prijs der slaven is laag ; openbare slavenmarkten
worden er echter niet gehouden. Langen tijd evenwel waren het Blanken, die zieh
niet zelden tot slavenhandel verlaagden.
Een belangrijk verschil met de Bechuanen en andere Kaffers bestaat hierin, dat
de vrouw in dit gebied meer geacht en minder onderdrukt wordt. Zelfs een zekere
voorliefde voor vrouwelijke heerschers toont een hooger standpunt der vrouw aan,
zegt Holub. Als de koning of de koningin een vrouw ten geschenke geeft, dan geldt
dit meestal als een belangrijk tegengeschenk.
De stammen van het Marotse-Mambunda-rijk hebben echter niet het dappere,
onverschrokken karakter, dat Matabelen en Zulu’s kenmerkt. Bekwame olifantenjagers
vindt men wel bij hen, doch onverschrokken leeuwenjagers treft men meer bij de
Matabelen aan. In het jachtmaken op nijlpaarden en krokodillen munten de bewoners
van het rijk uit. Als dragers zijn de Mambunda’s zeer geschikt, de Manboe’s kunnen
vooral zwaren arbeid verrichten. De invoeren in dat gedeelte van Afrika geschieden
veel over dat rijk.
1 De beschrijving der afzonderlijke stammen bepaalt zieh hoofdzakelijk tot eenige
zuidelijke längs de Zambesi; omtrent de noordelijke is weinig bekend, doch waarschijnlijk
zullen deze wel overeenkomen met de bewoners van het Lunda-rijk.
Het overheerschende volk vormen de Marotse’s en Mamhunda’s, die vooral door