H O O F D S T U K XXIV.
KUSTSTAMMEN TEN NOORDEN VAN DE KONGO.
Het ethnographisch beeid der bewoners ten noorden van de Kongo is evenzeer
verward als dat der volkenten zuiden van genoemde rivier. De stammen, onmiddellijk
ten noorden der rivier, hebben wij reeds genoemd bij de bespreking der Kongo-volken.
Verder noordelijk, in het tegenwoordige Fransche gebied, drong het onrustige volk
der Fa n ’s tusschen meer vreedzame stammen naar de kusten door. Daarenboven
trok het volk der Dualla’s u it het binnenland naar de kust van Kamerun. Hierdoor
vindt men in de kuststreek ten noorden van de Kongo volken en elementen, verder
u it het binnenland afkomstig, naast en vermengd met de stammen, die hier langer
verblijf hadden. Tot de laatste behooren de Akelle’s en de onbelangrijke stammen
der Okonde’s, Okota’s en Apingi’s, die veel met de Kongo-volken overeenkomen.
De Fan’s (ook Fang geschreven)
en Pahuin’s zijn gedurende deze
eeuw naar de kust voortgedrongen
en hebben zieh daar met groote
snelheid verbreid, zoodat zij thans
reeds een reeks van nederzettingen
tusschen de Gabun en kaap Lopez
bezitten. Hun aktief optreden ver-
zekert dit volk zulk een grooten
invloed, dat het de kleinere kust-
stammen overheerscht en overvleu-
gelt, zooals door tal van reizigers
vermeld wordt. De Fan’s hebben
tal van volken üit hun woon-
plaatsen verdreven, zieh op hun
plaats gevestigd en hun naburen
aan zieh onderworpen. Zij waren
het ook, die den Europeanen, hier
de Franschen, langen tijd hevigen .
tegenstand boden.
Fleuriot de Langle, een uitste-
kend waarnemer, beschrijft de Fan’s
aldus: Het lichaam is goed gepro-
SCHILDEN EN KKIJGSBIJL DER FAN’S.
portionneerd. Wat zijn spieren betreft, herinnert de Fan aan de bronzen statuen
van Florence, welker kleur hij over ’t geheel draagt. Het goed gevormde hoofd is
met het lichaam verbonden door een hals, die, zonder massief te zijn, toch buiten-
gewone kracht aanduidt. De neus is recht; het oog levendig, de tanden steken iets
vooruit en doen denken aan de tanden van knaagdieren.
De Fan’s vormen aldus een merkwaardig volk, te midden der Neger-volken. Zij
hebben noch de huidkleur, noch de trekken, noch de hären der Negers, zegt Burton,
zoodat zij ook niet to t het Neger-volk gerekend kunnen worden. Velen zijn zelfs
bijna blank van kleur en zouden voor Europeanen kunnen doorgaan. Daarentegen
komen de Mpongwe’s aan de kust en aan de Gabun weer met de Negers overeen.
De taal der Fan’s vertoont echter veel gelijkenis met de Bantu-talen en wordt
daartoe gerekend. Lenz onderscheidt bij de Fan’s tw e eg ro ep en : de
(aan de linker Ogowe, enz.) en de Mbele-Fans (aan de Gabun, enz.) DR zijn als
het ware twee federaties, elk u it een aantal stammen bestaande.
De Fan’s ziin een krijgslustig volk, met een stroef en gestreng uiterlijk. Zij worden
genoemd een ,ras van kannibaalsche gentlemen.” Bijna geheel naakt de voorste
tanden spits gevijld, dikwijls het hoofd kaal geschoren, het lichaam to t versienng
met de huiden van wilde katten behängen, tegenwoordig met zonder geweer en
vroeger niet zonder speer of werpmes, met het körte, naar Arabisch model
gevormde zwaard om den hals, zoo vertoonen zij het type van den echten knjgsma
en doen zij eenigszins denken aan de Zulu’s of Niam-Niam-volken. De mannen van
minderen rang dragen- geen huiden, doch enkel een van boombast vervaardigde
stof Hoewel het hoofd niet zelden kaal wordt geschoren, hebben velen de gewoonte
bij hun eigen haar een soort van staart te voegen, gedeeltelijk van eigen haar
verväardigdf gedeeltelijk van werk of plantaardige vezelen. Den baard dragen zij in
twee bossen, als koorden ineen gevlochten en door overvloed van vet in dien
vorm erehouden. , , , , i i
De vrouwen der Fan’s dragen nog minder kleeren dan de mannen. Ongehuwde
meisies dragen pas als zij getrouwd zijn een klein schortje, terwijl het hoofd door
eenig sieraad bedekt wordt. Du Chaillu verhaalt van de vrouw van den konmg,
die een muts droeg, met witte schelpen overdekt, terwijl haar geheele lichaam
getatoueerd was. Zij droeg een zoogenaamd kleedingstuk, dat uit een kleine strook
van een roode stof bestond, 12 cM. breed. Twee huitengewoon groote koperen
ringen waren door de lelletjes harer ooren gestoken, die daardoor op een onoogelijke
wiize naar beneden werden u itg e rek t; om haar enkels droeg zij zeer zware ijzeren ringen.
De getrouwde vrouwen der Fan’s dragen een gordel van boombast, ongeveer
12 centimeter breed, over den eenen schouder en onder den anderen door getrokken.
Dit is geen kleedingstuk, maar een soort van wieg, waarm het kind gedragen wordt.
De Fan’s zijn een vurig, krijgszuchtig volk en bezitten een krijgsorgamsatie.
Een politieke eenheid vormen zij echter niet, en daardoor is hun kracht niet zoo