waarvan twee in Monrovia. Men heeft er afschaffers-vereenigingen, soms met mooie
ntimen, als: „The nsmg Star” e. a. Opmerking verdient het feit, dat in geheel
Liberia geen openbare herberg bestaat, en dat zelfs Monrovia geen liotel heeft, zoodat
de vreemdehng bij de Europeesche factorijen of bij particulieren logies moet zoeken.
De viermg van den Zondag is in Liberia algemeen; winkels, werkplaatsen en
magazijnen worden gesloten en in Zondagsdos, met het gezangboek of „testament”
in de hand, ziet men de Liberianers bij groepen kerkwaarts wandelen. Het overige
van den dag wordt onder bespiegeling doorgebracht, en bij een wandeliog door de
stille straten der stadjes hoort men telkens de muziek van een harmonica of een
huisorgel uit de huizen klinken. De harmonica is een zeer geliefd instrument.
Geestehjke lieferen, bovenal psalmen, vormen het gewone repertoire der muziek.
De Libenaansche Christenen zijn meest allen Protestanten, doch daar de grondvesting
der kolopie door religieuse genootschappen in Amerika werd ondernomen, vindt
men m Liberia ook schier alle sekten, die in Amerika voorkomen. De Amerikaansche
zendmg ondersteunt deze kerkgenootschappen nog in vele gevallen. Bovenal vindt
men er Methodisten, Baptisten, Presbyterianen, Congregationisten, Lutherschen en
Episcopalen. De Methodisten speien bij hen een eerste rol, misschien wel doordien deze
religieuse dwepenj op het Neger-gemoed nogal indruk maakt. Hierbij is het van
belang,, op te merken, dat men onbeperkte godsdienstvrijheid erkent, zoodat men in
1884 geen bezwaar had, in dit Protestantsche gebied een Katholieke zending toe te laten.
■ 1onder,wlJSj doet men er volgens de wet tot zijn recht komen. De grondwet
van 1847 bepaalt, dat het openbaar onderwijs er kosteloos verstrekt wordt Op dit
gebied is .echter nog met genoeg gedaan. Voor het hooger onderwijs bezit de
Vrijstaat het Liberia-College te Monrovia, waar zelfs door uit Amerika beroepen
Negers m physica, mathesia,^ Grieksch, Latijn. en Arabisch les wordt gegeven.
Uit het bovenstaande blijkt, dat de Negers werkelijk niet geheel ongeschikt zün
voor een staats-orgamsatie. Doch zij moeten uit het historisch verband gerukt worden,
waarm het werelddeel Afrika heu heeft geklonken. Er zijn ontegenzeggelijk misgrepen
in de geschiedems van Liberia, zooals in die van ieder volk. De ontwikkeling van
dezen staat is echter ongetwijfeld een leerzaam voorbeeld van hetgeen de menschen
kunnen worden onder verbeterde omstandigheden. Daarom stonden wij hierbii iets
langer stil. Wie dezen toestand uitvoëriger wenscht te leeren kennen, verwijzen wii
voöral naar het werk van den heer Bütikofer. . v J
* *
Nog een enkel woord over de inboorlingen van Liberia.
De leidende bevolking van Liberia bestaat uit Amerikanen (18.000) doch de
inboorlingen, die ± 1.050.000 in aantal geschah worden, zijn nog verreweg in de
meerderheid. Deze inboorlingen bezaten vroeger het geheele land to t aan de kust
en bewonen ook nu nog het geheele achterland benevens uitgebreide kuststreken
voor zoover die met door Liberianers in bezit zijn genomen.
De inboorlingen behooren to t talrijke grootere en kleinere stammen, bijna ieder
met een eigen taal, die in den regel niet door de naburen wordt verstaan De
belangrijkste dezer stammen zijn: de Vey’s, de Deh’s, de Golah’s, de Mamba’s, de
Queahs de mächtige stam der Pessy’s, de groote stam der Bassa’s, het Gibi-volk
^ ° ..de L/ru-Negers. De laatsten hebben wij reeds leeren kennen (zie pag 359)
Wy mögen echter uit plaatsgebrek bij de overige stammen, die veel met de andere
inboorlingen u it West-Afrika in zeden, enz. overeenkomen, niet langer stilstaan.
LITTE RATUUR OVER LIBERIA.
J. Bütikofer. Reisebilder aus Liberia. Twee deelen, 1890, (Leiden, E. J. Brill).
,1. H. T. Mc. Pherson. History of Liberia, 1891, Baltimore.
Carl Ritter. Begründung und gegenwärtige Zustände der Republik Liberia
(Zeitsehr. fur allgem. Erdk., I, Leipzig, 1853).
G. S. Stockwell. The republic of Liberia, (New-York, 1868).
H. Wauermans. Liberia, histoire de la fondation d’un état nègre libre, Brussel, 1885).
EENIGE VOLKSSTAMMEN IN HET ACHTERLAND VAN OPPER-GUINEA.
Het achterland der thans genoemde streken is nog zeer weinig onderzocht; eerst
in den laatsten tijd drongen de Europeanen, die de kusten bezet hebben, hier iang-
zamerhand dieper in door, doch met de toestanden en bewoners aldaar zijn wij
nog slechts oppervlakkig bekend.
In Senegambie, waar de beide bevaarbare rivieren de Senegal en de Gambia den
toegang tot het Binnenland van de . Fransche kustbezitting a f openen, zijn het
aehterland en zijn bewoners beter bekend, Van de kleine stammen npemen wij hier
de Bobo’s, kannibalen ten noord-bosten van de Senegal; de Fullup's aan de Gambia;
de B a n yu n ’s ten zuiden van de Gambia; de Papel’s, op de Bissagos-eilanden nabij
de kust en het nabij gelegen vasteland; de Tyapu’s Susu’s (verwanten der Mandingo’s)
en Landuma’s, ten zuiden der Rio Grande en Rio Runez ; de Baga en N a lu s ten
zuiden der laatstgenoemde rivier. Belangrijker is het volk der Jolof’s of Wolofs,
dat tusschen de Senegal en de Gambia woont, en waarmede de Serere’s, in dezelfde
streek, verwant zijn.
Aan de Boven-Senegal en de Niger ontstonden, evenals op vele plaatsen ten zuiden
der Sahara, oudtijds reeds groote rijken. Het oudste Neger-volk van deze gewesten
waren de Serrakolet’s of Soninke’s, een vreedzaam, landbouwend volk, dat in historischen
tijd overal teruggedrongen werd, en waarvan nog sporadische overblijfselen aan de
Boven-Gambia tot de Senegal en de Niger gevonden worden. De Mandingo’s volgden
op dezen en grondvestten in het begin der 13e eeuw het mächtige rijk Melle. De
Bambara’s, de Wei’s en de Susu’s, bovengenoemd, behooren tot de Mandingo’s. De
Tukulör’s, een vermenging van Fulbe’s, Mandingo’s en Jolof’s, hebben als heftige
Mohammedanen in Senegambie en westelijk Sudan een belangrijke rol gespeeld.
I. De Jolof’s of de Wolof’s.
De Jolof’s bewonen voornamelijk de lagere streken van Senegambie en zijn dus
voor de Franschen van veel beteekenis. Het zijn Negers met een zeer donkere zwarte
huidkleur, groote gestalte en een echt Neger-voorkomen, doch met regelmatige,
welgevormde trekken. De Jolof is de schoonste van alle Negers; hij is slanker en
schooner van bouw dan de overige Negers van West-Afrika. De geringe ontwikkeling
der kuiten bij de Negers in ’t algemeen, en de platte voeten doen echter aan de
sierlijkheid van zijn statuur afbreuk, evenals de verlenging der hielen naar achteren.
De boezem der vrouwen heeft een peervormige gedaante, de gelaatsvorm is schoon,
met regelmatige, aangename trekken, levendige, groote oogen en matig volle lippen.
Uit het uiterlijk spreken intelligentie, eerlijkheid en vertrouwen. Het zijn krachtige,
to t den arbeid geschapen menschen, levendig, opgeruimd en ongedwongen, en nemen
vreemden dadelijk voor zieh in. Dit sluit echter niet uit, dat zij traag zijn, weinig
voorzorg voor het leven in acht nemen, geen spaarzaamheid kennen, ’t Is een
vermenging van goede en siechte eigenschappen, die men bij hen kan waarnemen,
doch die niet goed tot een geheel zijn versmolten. . ' .
De taal der Jolof’s staat geisoleerd in West-Afrika; in Senegambie is dit echter
de handelstaal geworden. Eigen letterteekens hebben zij niet. De Jolof’s zijn meest
Mohammedanen; enkelen zijn tot het Christendom overgegaan, maar heidensche
gebruiken komen nog altijd bij hen voor.