Op het leven der Kabylen hebben de Maraboets grooten invloed. Zy raden het
volk, leggen twisten bij, stellen voor, welke hoofden gekozen moeten worden, leiden
de volksvergaderingen en nemen ten slotte een besluit, als ieder zijn meening heeft
gezegd. „In het gebergte zou men zijn eigen kind vermoorden, als een maraboet
h e t . wenschte,” zegt Daumas.
Als een Maraboet sterft, gaat zijn heiligheid over op de plaats, waar hij begraven
wordt. Het lijk wordt in een langwerpige houten kist gelegd, die met snijwerk en
verschillende versierselen prijkt, alles rood en groen, de twee gewijde kleuren.
Over de doodkist wordt een vierkant, van buiten wit gepleisterd gebouw met een
koepel opgericht. Als de overledene een heilige van buitengewone vermaardheid
geweest is, worden op zijn graf offeranden gebracht. Deze komen ten voordeele van
den een of anderen Maraboet in den omtrek, die de grafstede in behoorlijke orde
houdt. Voor deze grafkapellen wordt gewoonlijk het schoonste, meest romantisch
gelegen plekje in de gansche nabuurschap gekozen: op een rots aan de rivier, te
midden van boomgaarden, of aan de helling van een berg. Van verre lachen die
liefelijke punten den reizigertoe en lokken den geloovige aan, daar zijn gebeden te doen.
De Christen mag deze gewijde plaatsen niet betreden: dat zou heiligschennis zijn.
De graven dier heiligen lokken zelfs de nakomelingschap bijeen. De aureool van
heiligheid beschijnt dan hen, die zieh hier vereenigd hebben, en zoo ontstaan er
heilige dorpen.
Een groot verschil vindt men bij Berbers en Arabieren, wat betreft de behandeling
der vrouw; terwijl bij de laatsten de vrouw laag Staat, ondervindt zij bij de Berbers
een bijna Christelijke behandeling. De Berbersche vrouw geniet vele vrijheden en
rechten, welke de Arabische vrouwen niet bezitten, en die waarschijnlijk nog uit
den vöör-Mohammedaanschen tijd afkomstig zijn, doch ook na het aannemen van
den Islam bewaard bleven. Bij vele Berber-stammen is, evenals bij de Tuareg’s, in
de erfopvolging niet de oudste zoon, maar de zoon der oudste dochter of zuster
erfgerechtigd. Bij sommige stammen kan zelfs een vrouw heerschen. Over alle
belangrijke zaken heeft de Derbersche vrouw mede te oordeelen, en meer dan bij
andere volken' richten de mannen zieh naar de uitspraak der vrouwen. Terwijl de
Arabische vrouw zieh nooit met onbedekt gelaat vertoont, en als zij onder den
huiselijken arbeid door een man verrast wordt, plotseling de handen voor het gezicht
houdt, vertoonen de Berbervrouwen zieh geheel ongesluierd en kunnen zij ook in
den handel vrij met andere mannen spreken. Terwijl de Arabische vrouw nooit
tegelijk met haar echtgenoot eet en dezen aan tafel bedient, eet de Kabylen-vrouw
met haar echtgenoot van denzelfden schotel. Voor den Arabier is de vrouw noch
een- gezellin, noch een vriendin, zelfs geen maitresse; voor den Berber is zij een
vriendin en levensgezellin. Man en vrouw vullen elkander aan, en zelfs op het
slagveld is de vrouw behulpzaam, om de gewonden te verbinden.
Het hooger standpunt der vrouw bij de Berbers blijkt ook hieruit, dät zij
vrouwelijke heiligen hebben, evenals de Perzen, wat bij de Arabieren wel niet
mogelijk is. Zoo heeft men bij Bougie de „Kobba” (de naam dezer grafkapellen)
van „Lella Goeraja” (Lella = titel van prinses of heilige). Volgens de legende kwam
deze heilige vrouw na haar dood terug, om de getrouwe leerlingen, die bij haar graf
vereenigd waren, verder te onderrichten.
De Franschen hebben geleerd, de Berbers (Kabylen) en Arabieren in Algiers te
onderscheiden en de eersten naar hun eigenaardigheden te behandelen. Dit had
ten gevolge, dat zij zieh rüstig hielden in hun bergen en met Fransche instellingen
langzamerhand bevriend raakten, terwijl de Arabieren aan den Europeeschen invloed
hevigen tegenstand boden. In het land der Kabylen werden zelfs scholen opgericht,
waartoe zij zelf gaarne bijdroegen. Ook bleken de Kabylsche leerlingen niet bij de
Fransche achter te stään in aanleg en ijver, zelfs waar het de Fransche taal gold 1).
Wel moet dit mede toegeschreven worden aan de voordeelen, welke voor hen
voortvloeien uit de kennis van die taal, maar het wijst er tevens op, dat dit volk
niet ontoegankelijk is voor Europeanen. Dit blijkt ook hieruit, dat bij de Kabylen
/
1) Armand Biré. in h e t Bulletin de la société ¿ ’Anthropologie de Paris, 1893.
meer en meer de Europeesche behoeften ontwaken, dat zij verbetering in spijzen en
levenswijze wenschen, en daarom de Europeesche kolonisten naderen.
% Ht
Ht
De inwoners van Mzab in de'Sahara, de Mzabieten, ook „Beni-Mzab” genoemd
vormen een Berber-stam van ongeveer 60.000 zielen, die zieh het - meest van
vermengmg met andere Volkselementen hebben vrij gehouden. Evenals alle Berbers
hebben de Mzabieten ook den Islam aangeaomen, doch zij behooren tot geen der
vier groote sekten der Mohammedanen en worden als ketters beschouwd. Hun geloof
berust op den Koran, doch zij erkennen geen commentaar en laten den religieusen
adel der Maraboets m geen geval toe.
In de uitoefening hunner godsdienstige plichten hebben zij vele gebruiken bewaard,
die van Ohristenen of Joden afkomstig schijnen te zijn. Zij hebben de abluties, de
pnesters wasschen de vingers na de communie, zij hebben in hun moskeeën
kabmetjes met een badkuip om zieh te baden. Op bepaalde tijden des iaars
vereemgen zij zieh op de begraafplaatsen, om daar te bidden, terwijl zij na afloop
daarvan in een hiervoor aangewezen huis een maaltijd houden. Dit was ook een
gebruik der Christenen in Afrika.
Als een man iets misdaan heeft, dat ernstig is, spreken de Mzabieten de stra f der
verbanning tegen dezen uit, een excommunicatie, die den verbannene als vreemde
doet beschouwen. Zijn eigendommen worden verbeurd verklaard, hetzij ten voordeele
van de moskee of van zijn erfgenamen. De verbannene acht men zedelijk dood te
J lJn > bij is onrein en mag geen stad der Mzabieten betreden, geen burger mag met
hem onder hetzelfde dak wonen. Den verbannene voedsel te geven of een teug
waters te reiken, beschouwt men als een misdaad.
De wetten der Mzabieten zijn streng. Het is hun verboden een vreemde vrouw
te huwen, en de overtreding dezer wet wordt met verbanning gestraft. De vrouwen
ot meisjes mögen Mzab dan ook niet verlaten. Een Mzabiet mag niet op reis gaan
voor mj gehuwd is; heeft bij bij zijn vertrek nog geen kinderen, dan moet hij
zweren, dat hij zijn vrouw in zwangeren toestand achterlaat.
LITTERATUUR.
F r . R a t z e l . Völkerkunde II, 1895.
R in n . Les origines Berbères, études linguistiques et ethnographiques. Algiers, 1889
G e n . H an o t ea u et A. L a t o u r n e u x . La Kabylie et les coutumes Kabyles. Paris, 1872.
J bm^ K ïh a ld ow n . Histoire des Berbères et des dynasties musulmanes de l’Afrique
septentrionale. Uit het Arabisch vertaald. Algiers, 1852.
F ran çois Ch a r v é r ia t . A travers la Kabylie et les questions Kabyles. Paris, 1889.