1884 heeft Duitschland bezit genomen van het oostelijk gebied van Kamerun en aan
de slavenkust van Togoland. Terwijl de overige Duitsche bezittingen in Afrika
aanvankelijk aan particulière maatschappijen toebehoorden, die hun rechten overdroegen
aan het Rijk, zijn Kamerun en Togoland van den aanvang af onder het Rijk gesteld
en werden zij steeds door Keizerlijke gouverneurs bestuurd.
Sedert 1868 hadden zieh reeds Duitsche flrma’s aan de kust van Kamerun gevestigd,
die de bescherming van het Duitsche Rijk vroegen. Toen nu in 1882 de grenzen der
Fransche bezittingen aan deze kust nader bepaald werden, liepen de Duitsche belangen
gevaar, zeer beperkt te worden. Dit gaf aanleiding, dat namens de Duitsche regeering
protectoraatsverdragen met de Negerhoofden des lands werden gesloten en in 1885
werden de Duitsche bezittingen in Kamerun door Engeland erkend.
Hetzelfde geschiedde met Togoland aan de Slavenkust. Hier hadden zieh Duitsche
handelaars gevestigd, om de belastingen te ontgaan, die op Engelsch gebied betaald
moesfen worden, en dezen vroegen de bescherming des Rijks. Na het sluiten van
verdragen met verschillende hoofden, werd die in 1884 toegestaan.
Beide protectoraten hebben beteekenis door den handel in de produkten van het
binnenland.
B r it sc h e B e z it t in g e n .
I. N ig e r Coast P rot e c to ra t e . Aan den mond van de rivier de Niger ligt het Niger
Coast Protectorate, dat de geheele kustlengte tusschen Kamerun en Lagos inneemt,
uitgezonderd het gedeelte tusschen de Forcados- en de Bras-river, dat tot de Niger-
Territories behoort. Het gebied aan den Nigermond werd in 1854 door Baikie’s
Niger-expeditie beter bekend, en sedert ontstonden er de eerste Britsche nederzettingen.
Toen Duitschland het Kamerungebied verwierf, trachtte de Britsche consul Hewett
met de hoofden der inboorlingen verdragen te sluiten, wat hem gelukte, en daarna
werd in 1884 het land aan den Nigermond tot een Britsch Proteetoraat verklourd.
Het bestuur werd in 1891 opgedragen aan een „Imperial Commissioner” en een
„Consul generaal” met administratieve en reehterlijke macht.
II. N ig e r T e r r it o r ie s . Ten noorden van het „Niger Coast Protectorate” breidt
zieh het gebied uit der Chartered Royal Niger Company, met een koninklijk charter,
haar in 1886 verleend. Dit gebied moet dus wel van het eerstgenoemde onderscheiden
worden. Door de verdragen met Duitschland in 1886 en 1893 en met Frankrijk in
1890 zijn de grenzen der „interessenspheren” in het Nigergebied en verder vast-
gesteld. De „Niger-Company” wist van 1883—1886 met de potentaten uit h e t
Nigergebied in Sokoto en Gandu ongeveer 300 verdragen te sluiten, waaruit zij haar
bezitsrecht afleidt." Daardoor omvat haar gebied grootendeels het Rijk der Fellatah
van Sokoto, waarvan de Sultan van Gandu vasal is. Waar hier de grenzen loopen,
valt nog niet te zeggen.
De tegenwoordige hoofdstad der Niger-Territories is Asaba. De handel exporteert,
vooral gom, huiden, caoutchouc, ivoor, palmolie, plantenboter, terwijl de aanleg van
plantages begonnen is.
De handel is nog niet van groot belang. Volgens het Yerdrag van Berlijn, vaii
26 Februari 1885, zal de scheepvaart op de Niger vrij zijn.
III. De B r it sc h e b e z it t in g e n : L agos, aan de G o udku st , S ie r r a L eo n e en a a n
d e G ambia. Eiland en stad Lagos, aan de Slavenkust, zijn onmiddellijk bezit van
Engeland, en het Britsche Proteetoraat strekt zieh u it tusschen 2°—6° O.L. vän
Greenwich, terwijl de grenzen naar het binnenland nog niet zijn vastgesteld. De
hoofdstad is Lagos, met 60,000 inwoners, „het Afrikaansche Liverpool”.
Aan de Goudkust bestaat de Britsche kolonie uit een kuststreek van 350 Engelsche
mijlen tusschen 5° W.L. en 2° O.L. van Greenwich, terwijl naar het binnenland de
grens nog niet is vastgesteld. Nederland had hier bezittingen, welke bij het verdrag
van Breda in 1616 aan Engeland werden afgestaan, en in 1867 en 1871 verkocht
Nederland de overblijfselen van zijn bezittingen op de Goudkust aan Engeland. In
1896 werd ook de Koning van Aschanti van hieruit aan het Britsche gezag
onderworpen. De hoofdstad is Accra, met 16,000 inwoners.
In Sierra Leone bezit Engeland 180 Engelsche mijlen kustlengte. De hoofdstad is
Freetown, met ruim 30,000 inwoners.
De Britsche kolonie Gambia- omvat het gebied aan den mond der Gambia-rivier
met Bathurst, (6,000 inwoners) als hoofdstad. .
F ra n sc h e B e z it t in g e n in O p p e r -G u in e a .
Frankrijk bezit gedeelten van Opper-Guinea aan de Slavenkust en in Dahomeh,
welk laatste rijk na den veldtocht van 1890 aan Frankrijk kwam, en dat als twee
van Frankrijk afhankelijke staten in 1894 werden georganiseerd.
Verder heeft het bezittingen aan de Ivoorkust, en ten noorden van Sierra Leone.
Administratief zijn deze gedeelten in 1896 vereenigd onder den naam Rivières du
Sud. Aan de Casamanza to t de grens van Senegambië ligt Guinée Française.
Sen eg am b ië is een uitgestrekte Fransche onmiddelJijke bezitting, aan beide zijden
van de Senegal, en gaat zonder vast aan te wijzen grenzen over in protectoraten en
geannexeerde gedeelten van Frankrijk, dieper in het binnenland. Sedert 1817 heeft
Frankrijk deze bezitting in handen en vooral in de laatste helft dezer eeuw werd
de landzijde uitgebreid. De zétel van den Gouverneur-Generaal is St. Louis, met
20,000 inwoners.
F ra n sch ~ S udan (Le Soudan Français) is de offîciëele naam, Waaronder de
gedeelten in het binnenland van West-Afrika, aan de Boven-Senegai en Midden- en
Boven-Niger gelegen, zoover Frankrijk daarop aanspraak maakt, worden samengevat.
Naar het noorden gaat Fransch Sudan in de groote Fransche „Interessenspheer”
van de westelijke Sahara over, die bij de kolonie Algiers aansluit. Sedert 1894 is
Timbuktu aan de Niger door de Franschen veroverd. De verschillende deelen van
dit groote gebied staan niet in dezelfde betrekking tot Frankrijk en ook de grenzen
zijn nog geenszins volledig vastgesteld, evenmin als men er het Fransche gezag als
volkomen gevestigd mag beschouwen.
P o r tu g e e sch e B e z it t in g e n .
Portugal heeft aan deze kust nog een klein gedeelte van zijn bezittingen overgehouden
en wel in het gebied der Cosamanza en der Cassini-rivier. Deze bezitting dagteekent
reeds u it het midden der 15e eeuw; zij staat als Portugeesch Senegambië officiëel
bekend. De zetel der Regeering is Bolama.
LITTERATUUR OVER DE EUROPEESCHE BEZITTINGEN VAN WEST-AFRIKA.
J. S cott K e l t ie . The partition of Africa, 1894.
Ca r i . G r a f K in sk y . Vademecum für diplomatische Arbeit auf dem Afrikanischen
Continent. (Zweite Auflage, Wien 1897.)
J. S cott K e l t ie . . The Statesman’s Yearbook for the year 1897, (London.)
II. Bl in k . Het Kongoländ en zijne Bewoners in betrekking tot de Europeesche
Staatkunde en den handel, '1891. De litteratuur over den Ivongo-staat en aangren-
zende gedeelten is hierin vrij uitvoerig opgegeven.
A l b e r t C h a p a u x . Le Congo, 1894.
Bulletin officiel de l’Etat Indépendant du Congo.
Guide de la section de l’État Indépendant du Congo à l’exposition de Bruxelles, 1897.
A. J. W a u t e r s . Bibliographie du Congo, 1880—1895, 1896.
C. d e la F e il l a is . Etude historique, économique e t politique sur les colonies
portugaises, leur passé, leur avenir, (Paris, 1872.)
J. J. Mo n t e ir o . Angola and the River Congo, London, 1875.
B r ix F o r s t e r . Angola und die Portugiesen. (Globus 70, 1896.)
H. S ch in z . Deutsch-Südwest Afrika, 1891.
Denkschriften über das Ost-Afrikanische und Südwest-Afrikanische Schutzgebiet,
über Kamerun, Togoland, etc.
K a r l F r e ih r . v . S t e n g e l . Die Deutschen Schutzgebiete, (ähre rechtliche Stellung,
Verfassung und Verwaltung, 3e Aufl. 1895.
F. J. v. B ü l ow . Deutsch Südwest-Afrika. Drei Jahre im Lande Hendrik Witboois, 1896.
J ochim G r a f P f e il . Skizze von Südwest-Afrika. (Peterm. Mitt. 1894.)
K. Do v e . Kriegs- and Friedensbilder aus der ersten Deutschen Kolonie, 1896.
„ „ Deutsch-Süd west-Afrika. (Ergänz. Peterm. Mitt. 1896).