De ivoorhandel, in het begin dezer eeuw nog onbeteekenend, zeiden wij, had
intusschen door de vraag naar dit artikel in Europa grooter omvang verkregen.
Vroeger brachten de inboorlingen het ivoor zelf aan de kust, doch toen het in de
kuststreken zeldzamer werd, kwam hierin verandering. De als plantage-bezitters
ondergegane Arabieren maakten zieh thans meester van den handel in ivoor. Steeds
in grooter getale trokken zij naar het binnenland, hier handel drijvend in alles,
wat winst kon opleveren, en ook den slavenhandel met ijver uitoefenend. Aan het
Victoria-meer, bij het Tanganjika-meer, en zelfs tot het Nyassa-meer en in het
gebied van de Kongo versehenen de Arabische slavenhandelaars, die voor slaven
Europeesche artikelen leverden en bij de inlandsche bevolking tegen betaling gewillige
handlangers vonden, om dorpen te berooven en slaven te maken. Spoedig werd
geheel Oost-Afrika aan hun invloed onderworpen. Toen zij eenmaal in het binnenland
waren doorgedrongen en daar vaste punten verkregen hadden, waarvan de verste
nabij de Kongo lagen, vingen zij daar ook den plantage-landbouw weder aan, en
hiermede nam de behoefte aan slaven steeds toe. In het binnenland lag thans de
oorzaak van het slavenvervoer, dat alle Afrikaansche volken verontrustte en waar-
tegen de Europeesche machten tot nog toe niets konden uitrichten. De ophefling
der slavernij aan de kust heeft de Arabieren to t slavenhandelaars in het binnenland
gemaakt en den slavenuitvoer van de kust naar het binnenland verplaatst of daar tot
nieuwen bloei gebracht. En met het voortdringen der Arabieren nam de invloed
der Indiers toe, want zij waren het, die de Arabieren van het benoodigde kapitaal
voorzagen en hen langzamerhand geheel van zieh afhankelijk maakten. De Indische
kooplieden voorzien de Arabische handelaren tegen een hoogen prijs van de in Afrika
gevraagde ruilartikelen, en de Arabieren moesten hun het in het binnenland gekochte
ivoor tegen een vasten prijs (die niet hoog is) afstaan. Als de expeditie gelukte,
verdiende de Indier 300 a 400 pCt., doch de Arabier allicht 100 pCt.
Niet alleen de Arabieren, doch met. hen de Indiers, Engelsche onderdanen, mergelen
aldus Oost-Afrika uit., De uitzuigingen der Arabieren hebben hun wortel in de woeker-
winsten der Indiers aan de kust. Doch de Arabieren zijn de pioniers, die sedert een
halve eeuw ongeveer een buitengewone verbreiding en invloed hebben verkregen, en
de leer van Mohammed drong daardoor tot in de binnenlanden door. Wa a r eenmaal
die leer haar intocht doet, moet alles voor haar buigen; bijna geheel Noord-Afrika
tot 2 k 3° N. Br. leeft thans onder de vanen van den profeet.'Als niet op vreedzame
wijze de leer van Mohammed kon verbreid worden, trokken de fanatieke aanhangers
het zwaard uit de scheede, om hun Heer de overwinning te doen behalen, en aldus
verbreidde zieh de Islam van volk tot volk, van stam tot stam. En daar de bodem
hier voor het Mohammedanisme als het wäre voorbereid was, maakte het er snelle
vorderingen.
Hoewel de Arabieren de oorzaak waren van talrijke gruwelen in Afrika, moet aan
den anderen kant ook erkend worden, dat zij door den invoer van Europeesche waren
den toegang tot vele streken openden, en daar, waar zij zieh vestigden, een zekeren
toestand van staatkundige orde wisten te scheppen. Door de Arabieren was het mogelijk,
dat de groote ontdekkingsreizen van het oosten uit konden plaats hebben; Stanley
was het, die door den halfbloed Arabier Tippo Tip, den ongekroonden koning en
mächtigen slavenhandelaar, zijn eersten tocht dwars door Afrika, welke tot ontdekking
van de Kongo leidde, kon volbrengen.
Men moet bij de Arabieren in Oost-Afrika verschil maken tusschen de volbloed
Arabieren en de zwarte Arabieren, van half Negerbloed. De eersten staan hooger in
zedelijk besef, terwijl de lautsten blijkbaar de siechte eigenschappen van beide
rassen in zieh vereenigd hebben, zoodat dan ook aan hen de meeste misdaden moeten
geweten worden, welke gewoonlijk op rekening van de Arabieren komen.
Wanneer de Arabieren zieh ergens in het binnenland wilden vestigen, hadden zij
daartoe noodig het verlof van het hoofd van den stam. Zij begonnen dan met hun
geschenken aan te bieden, en wachtten daarna den loop der onderhandelingen rüstig
af, terwijl zij intusschen hun handelszaken verrichtten. Als het verlof tot verblijf
eens verleend was, konden zij er op rekenen, dat daarmede een begin was gemaakt
met de vestiging hunner heerschappij, en de Arabieren verkregen langzamerhand de
overhand. Zelfs werd het hoofd niet zeiden genoodzaakt, in plaats van schatting te
ontvangen, die te betalen, en de inboorlingen wisten zij in een goede luim en in een
toestand van afhankelijkheid te houden. Tegenover de Europeanen gedroegen de
Arabieren zieh steeds voorkomend, zooals Stanley o. a. ondervond. Den grootsten invloed
hadden de Arabieren in Oost-Afrika omstreeks 1880. Na dien tijd vingen ook de
Europeesche flrma’s aan, handel in ivoor op Oost-Afrika te drijven, wat door de
Arabieren met afgunstigen blik werd gadegeslagen en zooveel mogelijk tegengewerkt.
Dit was het begin van den strijd tusschen Arabieren en Europeanen, die later met