M n m » en meer wantrouwend dan de andere bewoners. De moeras-Babisa’s
onderscheiden zieh door hun haartooi van de omringende stammen- hun kaDsels
bestaan uit haarvlechten en bundels,: die op ooren g e lijk e n T n w e e e n S
overeenkomen met.de oorenkappen der Damara’s (zie pag 258-) eemgszins
De ervaring heeft den Babisa’s geleerd, dat bet beter is, niet te veel met de
T i ^ reil ° m ?aan;, VroeSer 'waren de toestanden hier schijnbaar beter zooals zii
MHfiriV l,nM>eenw g6P v00r Z1-in dood mededeelden, doch Mafiti s hebben het vreedzaam verkeer gestoord. de slavenJj achten adeerr
II. De stammen tusschen de oostkust en de groote meren.
Het lot der landbouwende volken van Oost-Afrika is al even treurie als wii dat
hierboven geschetst hebben. Ook hier zijn het de rooftochten der Kaffer-stammen
K i l l voorttrokken. Aldus samengedrongen en verschoven en verder door de
S f ndelaars en slavenjagers bezocht, moest.de toestand der bevolking
, , ongelukkig onrustig en onzeker zijn, zonder vreedzame ontwikkeling zonder
staatkundige kracht Zoo werden deze volksstammen verstrooid en versnipterd
e n f t D ^ n vW H hebben de Europeanen zieh gevestigd, zooals wij zagen (zie pag.143
enz.). De invloed van dezen zal op den duur ongetwijfeld den inboorlingen ten loede
komen, doch op dit oogenblik is die invloed n o f beperkt. g “ SQede
j ortugal heeft geen macht, om zieh verder dan aan de kust van beteekenis te
doen gelden. Duitschland stelt wel alle pogingen, in het werk ,om z i ^ v l o e d
o-^nkki^11 binnenland te doen doordringen, doch was daarin niet altijd even
gelukkig, en evenmm wisten Duitsche ambtenaren altijd op de rechte wiize te
handelen Doch ongetwijfeld zal die invloed in de toekomst ten S e wirken
Wij beschreven deze toestanden reeds op pag. 148 8 '
0^ Ü , Qth/ nS teTZ??esPI'eken geWed is door kleine volkengroepen bewoond. In het
achterland van Kilwa wonen d e . Mamwera’s en ten zuiden van hen de Makua’s l i
eide volken gaan achteruit. De Makonde’s, ten noorden van Rovuma, vormen een
handelsvolk, en ten .zuiden van Rovuma wonen de weinig bekende Mavia’s Men
beschrijft dezen als bergbewoners, die in hun eigen land geheel naakt loopen en
aUeen op reizen een lendenschort dragen. Vrouwen en mannen dragen een lippenr’ing
d ra n r ieT g e rin . Seen dfeUgd van dit aan wreemdelingen möeten z / s p i j s ;en
Yerder noordelijk wonen de Wasäramo’s, in het landschap Usaramo aan den
noordelijken oever der Rufidschi ; zij zijn niet talrijk ,en voor een gedeefte tot
slayenhandelaars geworfen. De Wakhutu’s, die verdlr Ttroomafwaarts wonen zhn
met hen verwant. Daarenboven vindt men hier nog: de Wadoe's, vroeger belangriik
thans zonder beteekenis; verder noordelijk de Waseguha's, de W.anika’s, aan de Ta^a’
deW a p ö k o rn o s en bij den Kilimandsjaro de Wadschagga’s. 8
Als men van de kuststreek tegenover Zanzibar in het binnenland doordringt, komt
,et bergland van Usagara. Hier wonen de 'Wasagara’s, die zieh uit vrees
oor de slavenjachten in het bergland hebben teruggetrokken. Verder ligt hier het
gug+°’ u°°r fn ,een.maal energieken stam der Wagogo’s bewoond. Het
uftstrekt ir,“ k t binnenland is Unjamwesi, dat; zieh tot het Tanganjika-meer
geimemd worden ® pr°VmClen verdeeld en welks bewoners Wanjamwesi’s
Het land Ugogo is, hoewel klein van oppervlakte, in talrijke onafhankeliike
provmcien verdeeld die slechts u it enkele dorpen bestaan. De kleine souveremen
dezei dorpen trachten vooral door afpersing der „hongo”, een belasting, die zii
vorderen voor de toestemming, om door hun land te mögen trekken, en door het
heffen van tollen van de doortrekkenden, een middel van bestaan te vinden.
opeke, die dit volk bij het zoeken naar de bronnen van de Nijl leerde kennen
beschrijft hen als eerste afzetters, die van de reizigers haalden, wat zij krijgen
ä t S w i n a am 7 0rde“ in Oost-Afrika ook de rondtrekkende olifantsjagers aanKedaid zonder
da t dezen to t genoemden volksstam in eenige betrekking. staan. aangeama, zonaer
konden. Voor levensbehoeften-eischten zij den tiendubbelen prijs. Het is een gulzig
en inhalig volk; als de lieden der expeditie van Speke en Grant wild hadden
gesclioten, snelden zij er op toe en maakten zieh met het recht van den sterke er
zooveel mogelijk van meester. Toen een rhinoceros geschoten was, bleek dat duidelijk.
Een woester en walgelijker schouwspel kan men zieh niet voorstellen. Allen gingen
aan het werk met speren, messen en bijlen; zij sneden, hieuwen, stompten, dansten,
schreeuwden en vochten om het hardst, en dat alles, terwijl zij rondom h e t lijk in
het bloed plasten. Als de een een verleidelijk stuk had bemachtigd, viel de ander
er op aan en liep er' in triomf mede weg.
De macht der Wagogo’s is thans geheel gebroken. Vroeger assimileerden zij
stammen der Wanjamwezi’s, thans nemen zij zeden en gewoonten aan van de
GULZIGHEID DER WAGOGO's.
volken, die hen verdringen, nl. de Massai’s. De Afrikaansehe leemen huizen, „tembe”,
komen het eerst hier voor, om in het gebied der meren algemeen te zijn. De tembe’s
zijn langwerpig vierkante gebouwen, met een lengte van soms wel 100 meter en
zijwanden van 2 meter hoogte, die door leem zijn gevormd, terwijl ook het platte
dak met een leemlaag is overdekt. Deze tembe’s sluiten een vierkante binnenplaats
in, waar het vee den nacht doorbrengt. Een of twee openingen in den buitenwand
zijn door sterke, houten deuren gesloten; de verschillende afdeelingen van het
gebouw hebben tot grooter veiligheid alleen uitgang op de binnenplaats. Deze tembe’s
zijn vooral in den regentijd ellendige verblijfplaatsen, vol vochtigheid en modder.
De YVagogo’s zijn licht gekleurde Negers; zij hebben ronde hoofden en echt
Negerachtige, onaangename, weinig sympathieke gelaatstrekken. In hun kleeding en
levenswijze komen zij met de Massai’s overeen. De vrouwen hüllen zieh, evenals de