KAARTSPELEN.
is. Zij maakt bijgevolg alle mogelijke schijnbewegingen; zij houdt zieh, alsof zij den
meloen meermalen wil opgooien, en tracht haar volgster op allerlei wijzen te verschalken.
Indien het tweede meisje er niet in slaagt, den meloen te vangen, hlijft de eerste
aanvoerster; vangt zij hem echter, dan wordt zijzelf op haar heurt voorgangster.
Zoo gaat de meloen van de eene hand in de andere, en het spei wordt volgehouden,
to t de danseressen zoo vermoeid zijn, dat zij niet meer dansen kunnen.
De Hottentotten hehhen een merkwaardig spei, hetwelk zij »kaartspelen” noemen,
waarschijnlijk, omdat er geen kaarten bij gebruikt worden. Dit spei is eigenlijk niets
dan een vertooning van vlugheid en handigheid; het gelijkt eenigszins op het hekende
jongensspel van „even en oneven” . Burchell beschrijft het aldus.
„Bij een der vuren waren zij hezig, om zieh op een zeer wonderlijke en hijna
onhegrijpelijke wijze te vermaken; in dit genoegen deelden niet slechts zij, die er
aan deelnamen, maar al de toeschouwers. Zij noemden het „kaartspelen”, een woord,
dat in dit geval al zeer verkeerd was toegepast. Twee tegenover elkander op den grond
gezeten Hottentotten schreeuwden tegen elkander in hun eigen taal, alsof zij in de
grootste woede waren: zij lachten tusschenbeide hardop, terwijl zij hun lichamen
heen en weer bewogen en met de armen draaiden in alle richtingen; nu eens hielden
zij de handen tegen elkander en dan weder spreidden zij ze wijd vaneen ; nu eens
n a a r boven en dan weer naar den g ro n d ; somtijds sloten zij ze en op andere
■oogenblikken deden zij ze wijd open.
„Dikwijls sprongen zij in het vuur van hun spei op de knieen en vielen dan weder
onmiddellijk terug op den grond. Dit alles geschiedde op zulk een wilde, snelle en
buitengewone wijze, dat het onmogelijk was, zelfs wanneer men hun spei een geruimen
tijd had nagegaan, den aard hiervan te ontdekken of het beginsel te hegrijpen, waarop
het herustte ; dit was even moeielijk als wanneer iemand, die van het schaakspel niets
kende, alleen u it de verschillende zetten dit spei zou willen leeren.
„Het spei is echt Hottentotseh, gelijk aan elk, die de zonderlinge wijze ziet, waarop
het gespeeld wordt, dadelijk in het oog zal vallen. Het is, naar hun zeggen, zeer
oud, en wordt tegenwoordig alleen gespeeld door hen, bij wie nog een gedeelte der
vroegere gewoonten en gebruiken is overgebleven; zij voegen er tevens bij, dat niet
iedere Hottentot in Staat is, om het volkomen goed te speien.
WAPENS. WERKTUIGEN. OORLOG. 77
„Het was niet gemakkelijk, er een goede verklaring van te verkrijgen, maar ik
hegreep ten laatste, dat het voornamelijk hestaat in de kunst, om een klein stukje
hout zoo behendig in de eene hand te verbergen, dat de tegenspeler niet in Staat is
om, indien hem de beide handen gesloten worden voorgehouden, te ontdekken, in
welke hand het verborgen i s ; de tegenspeler moet natuurlijk met een teeken of een
beweging te kennen geven, welke hand het omvat. Zoodra hij eenige malen goed
geraden heeft, wordt hij beschouwd een spei gewonnen te hebben; het is dan zijn
beurt, om het houtje in de hand te nemen en zijn handigheid in het verbergen er
van en het misleiden van zijn kameraad te vertoonen.”
Zoo duurt dit spei afwisselend den geheelen lieven, langen avond, totdat de spelers
vermoeid zijn. *
* *
De wapens der Hottentotten kwamen in den eersten tijd van den omgang met de
Europeanen met die der Kaffers overeen. Den boög gebruikten zij in de tweede plaats;
hij was eenvoudig uit een gebogen staaf van vast hout gebogen. De pijlen hadden
dun gesneden, ijzeren punten met weerhaken aan een rietschacht van M meter lang.
Ook vergiftigden zij de pijlen met slangengift, evenals de Bosjesmannen. De pijlkoker
werd van uitgehold of uitgebrand hout of uit huiden van ossen, olifanten enz. gemaakt..
Het hoofdwapen was de_ assagaai of werpspies met eenvoudige klingen van M voet
lengte, die op een schacht van een manslengte geplaatst werden. Vergiftigd werden
deze niet. Verder behoorde tot de uitrusting^ de slag- en werpstok, knods-kerri
geheeten. Met deze wapenen bevochten zij de meeste dieren, uitgezonderd de grootere
als olifant, rhinoceros, leeuw en luipaard. De laatste weet hij te vangen door val-
kuilen en andere vernuftige middelen.
Als jagers staan de Hottentotten in bekwaamheid bij de Bosjesmannen achter; zij
bedienen zieh meer van list, maar beminnen toch de jacht zeer. Het op de jacht
buit gemaakte wild wordt voor een gedeelte in de zon te drogen gelegd en het overige
wordt in de kraal gebracht, waar de bewoners zieh, zoolang de voorraad duurt, aan
het overdadig eten van vleesch overgeven.
Van de werktuigen der Hottentotten noemen wij nog dat, hetwelk zij gebruiken,
om den grond te bewerken. Het is
een stok van hard hout met een
punt aan het einde en door een
doorboorden steen, welke er om sluit,
zwaarder gemaakt. Dit werktuig gebruiken
zij meer, om wilde planten
op te delven, in holen wonende die- s t o k , o m m e d e t e g r a v e n .
ren op te graven, dan voor den
landböuw.
De oorlog der Hottentotten kenmerkt zieh door een stelselloozen aanval, zonder
plan. In massa trekken zij gewoonlijk tegen den vijand op, doch zoodra zij hand-
gemeen worden, vecht ieder naar ’t hem best dunkt. Het worden op deze wijze scher-
mutselingen en tweegevechten, ongeveer als Homerus ons beschrijft uit de dagen van
Hector en Achilles, waarin ieder krijgsman zijn bijzonderen vijand kiest en dezen
bevecht, totdat een van beiden gedood .is, vlucht of zieh gewonnen geeft.
Vrees in den oorlog gevoelt de Hottentot n ie t; hij vecht met onverzettelijke dap-
perheid. In de Kafferoorlogen bewezen zij goede diensten aan het Britsche gouvernement.
De vrije Nama’s kehnen nog de instelling der slavernij. Hoewel de slaven in ver-
gelijking met die bij andere volken zieh niet hebben te beklagen, is hun lot toch
verre van benijdenswaardig.
Als een moord zonder voorbedachten rade heeft plaats gehad, kan door bepaalde
geschenken weder een verzoening met de familie tot stand gebracht worden. De
moordenaar bereidt dan een feestmaaltijd, waaraan vrienden en verwanten van beide
zijden deelnemen. Terwijl de laatsten zieh vroolijk te goed doen aan het geslachte
rund, mag de schuldige daarvan niets gebruiken en moet hij zwijgend toezien. Als
met opzet een moord is volbracht, geldt de bloedwraak; de plicht der bloedwraak
rust op d e . naaste verwanten of op den besten vriend van den vermoorde. .
Als een Hottentot oud en ziek wordt, brengt men hem in een afzonderlijke hut.