Als een derde groep der Hottentotten noemen wij de Kor'ana's in den tegenwoor-
digen Oranje-Vrijstaat. Hier hadden zij hun grondgebied tussehen Bechuanen en
Basuto’s, twee volken, die hen dikwijls bedreigden en in een hachelijken toestand
brachten. En toen de Boeren van de Kaapkolonie in deze eeuw noordwaarts trokken,
om zieh aan het Engelsch gezag te onttrekken, namen zij een groot gedeelte van het
land der Korana’s in bezit, waaruit de Oranje-Vrijstaat gevormd werd.
Aan alle zij den ingesloten, was den Korana’s de weg to t verhuizing versperd. Bovendien
bezat het volk niet meer
de energie, om een dergelijke
onderneming zelfstandig te on-
dernemen. Zoo zijn zij in het
land blijven wonen en hebben
de oude kapiteinschappen in
stand gehouden, hoewel deze
veel zijn versmolten. Hun aantal
wordt op ongeveer 20.000 geschah
Hoewel niet zoo ver-
mengd als de Griqua’s, hebben
toch ook zij zieh niet vrij kun-
nen höuden van den invloed
der Europeanen. Zij spreken
nog een eigen taal, die echter
met vele Hollandsche, Bosjes-
mansche en andere woorden ver-
mengd is. Zij staan, van alle
Hottentotten, het dichtst bij de
Bosjesmannen, waarmede zij
zeker sterk zijn vermengd, te r-
wijl den aan de oevers der
Vaal-rivier wonenden Korana’s
ook Kafferbloed door de aderen
vloeit.
Zoo is het ras der Hottentotten
gedeeltelijk verdreven,
gedeeltelijk opgelost in verschallende
vermengingen. Alleen bij
de Nama’s vindt men nog de
kenmerken van het ras het best
bewaard, zoodat men dezen als
de zuiverste Hottentotten moet
beschouwen.
Wij zullen in het volgende
er naar streven, de Hottentotten
te beschrijven, zooals zij
oorspronkelijk waren, d. w. z.
vöör de ontaarding onder Euro-
peeschen invloed.
JO N G E HOT T ENTOT . * *
De Hottentotten komen naar
het uiterlijk veel met de Bosjesmannen overeen, hoewel zij bij nauwkeuriger
beschouwing er toch gemakkelijk van zijn te onderscheiden. De huidkleur der Hottentotten
is vaal-geel: zij gelijken wel eenigszins op iemand, die aan geelzucht lijdt,
terwijl er een grijze tint doorschemert. Het haar, dat viltachtig het hoofd bedekt, is
kroes; het groeit in kleine bundeltjes en geeft, als het kort is, wel den indruk van
een harden borstel. Echter zijn bij eenige lengte de hären in kleine bollen ter
grootte van een erwt gewonden. De lange schedel is platgedrukt en geeft een smal
voorhoofd; de oogen zijn klein, de kakebeenen steken sterk uit, de neus is weinig
ontwikkeld, de kin spits. De zitdeelen des lichaams vertoonen bij de vrouwen een
vetkussen, evenals bij de Bosjesmannen (zie pag. 28), welk verschijnsel men stea-
topygie (stear, genit, steatos = vet) noemt. Ook de verlengmg der kleine schaamlip
bij de vrouwen, die het zoogenaamde Hottentotten-voorschoot doet ontstaan, (zie
pag. 28) is eigenaardig voor dit volk.
Het uiterlijk der Hottentotten maakt groot verschil met dat der Negers; alleen
het kroeze haar komt e r mede overeen. Op het eerste gezicht ontdekt men een
overeenkomst in uiterlijk tus-
schen Hottentotten en Mongool-
sche volken. De gele kleur,
het breede, platte gelaat met
de uitstekende kakebeenen doen
aan Chineezen denken. De ge-
lijkenis is zoo treffend, dat rei-
zigers een Chinees onder de
Hottentotten niet- opmerkten.
Wood verhaalt hiervan een
paar voorbeelden. Ook Hahn
zegt van den Hottentottenstam
der Nama,: „huD uiterlijk heeft
iets Middel-Aziatisch Mon-
goolsch.” Bij nader onderzoek
evenwel springen genoegzame
verschiffen in het oog,
Daar de huid der Hottentotten
minder kleurstof bevat dan die
der N eg ers,> worden zij bij -vertuen
ging met lichter gekleurde
volken spoedig. vrijwel blank.
Dikwijls ziet men individuen,
zegt Gr. Fritsch, die nog de karak-
teristieke- gelaatstrekken der
Hottentotten bewaard hebben,
hoewel de huidkleur, vooral bij
de vrouwen, reeds zoo blank is,
dat een veel aan de zon bloot-
gesteld Europeaan of een in
Afrika opgegroeid nakomeling
van blanke ouders, daarmee
vergeleken, donker schijnt; de
eigenaardige, niet onschöone
kleurentoon, die het gezicht
dezer vrouwen overdekt, laat
zieh het best vergelijken met
de teint eener Spaansche
donna. Verder heeft Fritsch
aangetoond, dat de huid der
Hottentotten niet zoo dik en
HOTTENTOTSCHE VBOUW.
vast is als bij de Negers en,
wanneer zij schoon gewasschen ,
wordt, ook niet den onaangenamen reuk heeft,. als bij de Negers wordt waargenomen.
De droge, dorre huid der Hottentotten heeft reeds op vroegen leeftijd een neiging
tot het vormen van rimpels en vouwen. De haargroei is ook bij dit volk, het hoofd
uitgezonderd, zwak ontwikkeld, en waar hären op het lichaam voorkomen, zijn die
kroes als op het hoofd. . Een krachtige baard komt alleen voor bij personen van gemengd
bloed, en bij dezen nog zelden. Op ouden leeftijd worden de hären grijs, doch zij
vallen niet uit. . . i
De geheele. verschijning van den Höttentot kenmerkt zieh door spierarmoede en