Het maken der matten is wel het meest kunstvaardige in het geheele huis. De •
Nama doen dit op de volgende wijze. De binnenste bast der mimose wordt in heet
water geweekt en door het rollen over de naakte beenen binnen körten tijd tot een
snoer gedraaid. Vervolgens worden biezen of rieten op een lengte van 2 meter afge- !
sneden en met een naald op afstanden van 2 duim doorboord. De snoeren worden
met een naald door deze openingen gebracht en aldus wordt het riet of gras tot
matten aan elkander geregen.
In sommige gevallen vervangt de Hottentot deze matten door koehuiden. Toch
zijn de matten het meest tot bedekking der hutten in gebruik, omdat de huiden te
veel waarde hebben.
De bouw der hutten geschiedt bijna geheel door de vrouwen. Niet zelden wordt
het geheele huis opgenomen en op körten afstand van de vorige piek weder neer-
gezet. Dit geschiedt, om het op deze wijze van het ongedierte te bevrijden, dat het
bewonen der Hottemotten-hutten voor Europeanen bijna onmogelijk maakt. Ook
bij de verplaatsing der- woning blijft er echter nog een genoegzaam aantal in de woning
achter, om de voortplanting der soort met de noodige snelheid te doen geschieden.
Tegenwoordig vindt men ook in den woningbouw der Hottentotten reeds ver-
andering. De meer moderne Hottentotten bouwen Vierkante leemhutten, producten
der nieuwe bouwkunst. Toch behouden ook zij niet zelden nög een bijenkorfvormige
hut als slaapruimte, een overblijfsel van den eigen woningbouw des volks.
De Hottentot is een Tief-
hebber zoowel van slapen als
van eten. Als de honger hem
kwelt, en hij zieh noch door
de jacht, noch door de planten
voedsel kan verschaffen, gaat hij
liggen, rolt zieh in zijn mantel
en is binnen weinige oogenblik-
ken in diepen slaap. Zijn slaap
schijnt meer een soort van be- ;
dwelming en verdooving dan een
gewone slaap te zijn, en geen
geruisch is in Staat, hem daarin
te stören.
Het huwelijk vindt bij de Hottentotten
vroegtijdig plaats. De
voorbereiding tot de plechtigheid
is de zaak der ouders, die. het
geheel als een koop beschouwen.
SLAPENDE H O TTENTOTTEN.
Dit is trouwens het geval bij de meeste Zuid-Afrikaansche volken.
Als de vader van het meisje in een gedaan huwelijksaanzoek toestemt, komen de
verwanten met den bruidegom in de kraal der familie van het meisje, waar de voor
de bruiloft bestemde runderen geslacht worden en een feestmaal wordt aangericht.
Gezang en dans hebben hierbij opmerkelijker wijze niet plaats. Als bij de Nama
h et feest aan .den gang is, begeven de jonggehuwden zieh naar de voor hen bestemde
hut. De mat voor de opening der hut wordt dan neergelaten, en met de wetenschap
van de geheele kraal wordt de eerste huwelijksnacht doorgebracht.
Bij de Hottentotten bestaat niet veel veelwijverij, hoewel zij niet verboden is. De
Hottentotten toch zijn over ’t geheel te arm, om meer dan een vrouw te bezitten;
de rijkdom bepaalt derhalve het aantal vrouwen. Huwelijken tusschen naaste verwanten,
tot zusterskinderen toe, zijn niet geoorloofd. De mannelijke eerstgeborene
is uitsluitend erfgenaam der ouders; aan de jongere kinderen worden bij het huwelijk
enkel een paar schapen of runderen medegegeven.
Het spi’eken der Hottentotten is merkwaardig door het eigenaardig geluid, het
„klokken” met de tong, dat wij ook bij de Bosjesmannen leerden kennen. Erbestaan.
drie wijzen van „klokken” : met de tong, met de fanden en met het gehemelte, en elk
van deze verändert de beteekenis des woords, waartoe het behoort.
Het „klokken” met de tong ontstaat door de punt der tong tegen de bovenste snij-
tanden te drukken en dan plotseling los te stooten. Het tweede „klokken” wordt
veroorzaakt door de tong tegen het gehemelte te drukken en haar dan eensklaps
te verwijderen, zoodat zij een geluid maakt als van een koetsier, die zijn paard
harder wil doen loopen. Dit moet eehter zoo zacht mogelijk geschieden.
Het laatste „klokken” is veel sterker dan de twee andere en wordt teweeggebracht
door de tong zoover mogelijk terug te trekken en haar tegen het gehemelte aan te
drukken. Dan wordt zij met kracht bewogen naar de lippen toe en maakt zoo een
geluid, dat veel sterker en lager is dan hetwelk op de twee eerst beschreven wijzen
gemaakt wordt.
Wij zullen het volgend voorbeeld aan Wood ontleenen, om deze drie verschillende
geluiden te onderscheiden door de woorden „klak”, „klik” en „klok” . De lezer zal
het zeer moeilijk vinden, om deze geluiden te maken, terwijl hij tegelijkertijd een
gedeelte van een woord uitspreekt; hij moet dit echter kunnen doen, als hij zieh
bij een Hottentot in zijn eigen taal verstaanbaar wil maken. Hoe noodzakelijk deze
wonderlijke toevoegsels zijn, is vooral door Le Vaillant duidelijk aangetoond. Het
woord „aap” bij v. beteekent, als er niet bij „geklokt” wordt, een paard; met den
„klik” beteekent het een boog, en met den „klak” wordt het de naam eener rivier.
Het is natuurlijk onmogelijk, om deze taal tot eenig bekend alphabet terug te brengen
en het natuurlijke gevolg- hiervan is, dat geen twee reizigers, die ons de Hottentotten
hebben beschreven, in, Staat zijn geweest, om de woorden hunner taal zoo te
spellen, dat zij herkenbaar zijn of de lezer in Staat is, om ze uit te spreken. De
gewone wijze om dit „klokken” aan te duiden bestaat hierin, dat men de letters fs en g
voor het woord plaatst; een duidelijk voorbeeld hiervan is het woord „Gnoe” ;
dit moest eigenlijk gespeld worden zonder g, maar hiervoor moest dan het eigenaardig
„klokken” in de plaats komen, hetwelk men tracht door deze letter weär te geven.
De uitspanningen van dit natuurvolk bestaan voornamelijk in zang en dans, ver-
gezeld van het bespelen der gora. Wij beschreven dit instrument reeds vroeger bij
de Bosjesmannen, bij wie het meer eigenaardig thuisbehoort.
De liederen zijn bij de Hottentotten meer ontwikkeld; de woorden hebben een
beteekenis, wat bij de Bosjesmannen niet het geval is. Volgens Le Vaillant hebben
die gezangen betrekking op voorvallen u it hun leven en ook op pag 66 w'ezen wij
hierop. Die vermaken, zang en dans, hebben plaats des avonds, als de zon is onder-
gegaan. Dan houden de werkzaamheden op en geven de Hottentotten zieh aan het
vermaak en de gezelligheid over, en weten zij niet spoedig van scheiden.
Als zij lust hebben tot den dans, plaatsen zij zieh in een kring, die grooter of
kleiner is al naar het aantal deelnemers; de vrouwelijke dansers worden gelijkmatig
over den kring verdeeld. De dans bestaat in een ronddraaien; zij bewegen zieh nu
eens naar de eene, dan naar de andere zijde, laten elkander op enkele oogenblikken
los, om de maat aan te geven, en klappen van tijd tot tijd in de handen, terwijl zij
steeds voortdansen. De toesehouwers stemmen door gezang met den dans in. Met
een algemeene danspartij, waarbij de kring verbroken wordt en ieder danst, zooals
hij het liefst wil, wordt gewoonlijk de bijeenkomst besloten.
Wood verhaalt van een eigenaardigen dans, welke veel onder de Hottentotsche
meisjes in zwang is en die bijzonder bij haar schijnt thuis te behooren. Daar
een meloen het voornaamste voorwerp van dezen dans is, wordt hij de „Meloen-dans”
genoemd; hij wordt uitgevoerd op de volgende wijze.
Des avonds, wanneer het koel is, komen de meisjes bij elkander en kiezen een
als voorgangster. Deze neemt een kleinen, ronden meloen in de handen en begint in
het rond te loopen, terwijl zij op de wildst mogelijke wijze slingert met armen en
beenen. De anderen volgen haar en bootsen al haar bewegingen na. Daar zij
niet door vele kleederen belemmerd worden, alleen de gewone muts en den gordel
van lederen riemen dragende, hebben hun bewegingen een groote mate van wilde
bevalligheid.
Terwijl de voorgangster nu zoo rondloopt, werpt zij den meloen in de lu c h t. en
vangt hem weder op; eindelijk bukt zij eensklaps, springt omhoog en werpt de vrucht
onder zieh door naar het meisje, dat op haar volgt. Het doel van dezen dans is
tweeledig. Het tweede meisje moet den meloen vangen zonder met loopen op te houden,
en het eerste moet hem haar toewerpen, wanneer het tweede niet op haar hoede