een zijner vrouwelijke Soldaten verliefd wordt, mag deze toch nooit de positie
eener wezenlijke. vrouw innemen.
Ongeveer een derde gedeelte der Amazonen was gehuwd geweest, de overigen
waren ongehuwde meisjes. Zij werden zoo streng mogelijk bewaakt; de omgang met
leden der sterkere sekse was hun verboden. Wijl bewaking niet voldoende scheen,
had men ook een* krachtigen fetisch bij het paleis geplaatst, die het toezieht hield
op het gedrag der Amazonen, en dit scheen inderdaad te helpen. De Amazonen
hadden namelijk zooveel vrees voor de geheime kracht van den fetisch, dat zij
daardoor van overtredingen der zeden werden afgehouden, en als zij die begaan
hadden, bekenden zij dit schier onmiddellijk.
De Amazonen hadden over ’t geheel een mannelijker voorkomen dan de mannelijke
Soldaten; forsch van bouw en flink gespierd,
bezaten zij een moed, die voor niets terug
deinsde. Zij waren onbarmhartig wreed. Zij
namen de scalpen van de vijanden, die zij
doodden, weg, en stelden ze bij revue’s ten
toon als bewijzen van hun dapperheid, Een
kaurischelp, aan den kolf van het geweer, had
voor hen de waarde van een ridderkruis. De
afbeelding der revue op pag. 353 toont reeds
aan, op welke roekelooze wijze de Amazonen
vocbten. Niet zelden scheen het, of zij zieh
door bloeddorstigheid wilden wreken over de
ontberingen, waartoe zij gedoemd waren. De
Soldaten, die niet gehuwd waren geweest, werden
door den koning uit zijn onderdanen ge-
kozen; zij, die gehuwd waren geweest, waren
meestal wegens ontrouw aan hun echtgenoot
veroordeeld, om in het leger te gaan. Ook enkele
feeksen heeft men wegens hun strijdlust daarbij
ingelijfd.
De kleeding der Amazonen bestond gewoonlijk
u it een soort van blauw en wit vest, van
inlandsch maaksel, maar zonder mouwen, om
de beweging der armen niet te belemmeren.
Onder het vest droegen -zij een rok, die tot even
beneden de knieen hing, en hieronder een
körte linnen broek. Om het middel hing de
amunitie-gordel, bestaande uit pngeveer 30
holle cylinders, in een lederen gordel bevestigd
en ieder met een lading buskruit gevuld.
In het Amazonen-leger zag Burton reeds een
der oorzaken van den ondergang van het rijk
Dahomeh. De Amazonen toch zouden in gewone
o o b l q g s - t k o m E n sch e e r m e ^ b e b a m a z o n e n . omstandigheden een groot aantal hinderen
hebben kunnen groot brengen en het verlies
dier productieve kracht moest voor een dun bevolkt land als Dahomeh op den duur
verderfelijk zijn. Daarenboven waren in dien tijd de vrouwen de eenige Soldaten, die
in den oorlog werkelijk vochten; de mannelijke krijgslieden waren betrekkelijk zwak
en slecht gewapend; slechts enkelen hadden geweren, de meesten waren alleen
voorzien van pijl en boog, van zwaarden en knodsen.
De inrichting van het Amazonen-leger was even eigenaardig als zijn bestaan zelf.
Het 'bestond uit drie bataillons: het centrum en twee vleugels. Het centrum was
het bataillon der Fa n ti’s ; die daartoe behoorden, waren herkenbaar aan een wit net
met nauwe mazen, dat over het hoofd gedragen werd en met blauwe krokodillen-tee-
keningen was versierd. De grenadiers werden vertegenwoordigd door de „donderbus-
compagnie” ; de grootste en sterkste vrouwen behoorden hiertoe. De vrouwen van
de meest erkende dapperheid vormden de „Olifant-compagnie” ; hun bezigheid was
vooral de olifantenjacht, om ivoor te verkrijgen. De jongste en schoonste vrouwen,
die het vlugst en netst gekleed waren, vormden de boogschutters. Zij dienden bovenal
om vertooning te maken. Nog vermelden wij „de« scheermes-vrouwen,” welke
dienden, om angst en schrik in het léger van den vijand te verspreiden. Zij waren
gewapend met een reusachtig mes, in de gedaante van een scheermes, dat op de
figuur pag. 354 naast de oorlogstrom der Amazonen is afgebeeld.
"Wij mögen niet langer bij het oude Dahomeh stilstaan, doch wijzen er ten slotte
enkel op, dat dit rijk berucht was door de menschen-olfers, bij enkele gelegenheden
gebracht, doch die onder Europeeschen invloed zeker verdwenen zullen zijn.
* * *
Aan de Goudkust ligt het eenmaal zoo mächtige Neger-rijk Aschanti, eveneens
vroeger bloeiend door den slavenhandel, thans achteruit gegaan. De bewoners der
kust, als de Fanti’s, A k im ’s, Akwapim’s, Akwambu’s en Ak ra ’s vormen naar de
taal met de Aschanti’s een groep, welke de Odschi-taal spreekt.
De Goudkust is reeds lang aan Europa bekend. Ongeveer drie eeuwen lang werd
hier de schandelijke slavenhandel gedreven, die steeds gemakkelijk een aanzienlijk
gewin opleverde. In het achterland van de Goudkust was Aschanti geruimen tijd
het aanzienlijkste rijk.
Vöör ruim twee eeuwen vormden de Aschanti’s een kleinen stam, die aan den
Staat Denkera onderworpen was. De siechte behandeling van de Aschanti’s bracht
dezen tot opstand en zij verkregen hun onafhankelijkheid, grondvestten Kumassi