306 BLOEDBROEDERSCHAP. VICTORIA NYANZA.
dat hij o. a. bloedbroederschap met sommigen dronk. Deze ceremonie bestaat hierin,
dat de . beide personen wederzijds iets van elkanders bloed drinken, als het symbool
van innige vereeniging op leven en dood.
Opmerkelijk is het echter, dat de bloedbroederschappen ook in Europa voorkomen
zoo o. a. op IJsland. Ook bij de oude Germanen, bij de Slaven en bij de Illyriers
vond men dergelijke verbintenissen. De Karen in Birma en de Dajaks op Borneo
sluiten nog thans die bloedbroederschappen onder bemiddeling van een priester, die
het bloed toedient. . . . . ■
Het gebied der Wanjamwezi’s grenst aan het groote en bekende Victoria Nyanza.
Over dit meer en de bewoners nog een enkel woord.
De Victoria Nyanza is een zeer merkwaardige watervlakte in het hart van Afrika.
Door de groqte uitgebreidheid van den helderen waterspiegel, de ontelbaar veel kleine,
altijd groene eilanden, zijn groote ,en kleine inhammen, kapen en landtongen, hier
als wilde rotsen uitkomend, daar met maagdelijke wouden bedekt, of elders door
vnendelijke dorpen verlevendigd, waar de hutten als tusschen bananenlanen schijnen
gezaaid te zijn, door dit alles biedt het meer een betooverenden aanblik.
Het meer is echter niet altijd rüstig en kalm. Dikwijls heerschen er stormen en
onbetrouwbare winden, die het de scheepvaart zeer gevaarlijk maken. De inboorlingen
schnjven die stormen toe aan een der goden, die in de diepte van den plas verborgen
is en in de onderscheidene landstreken om het meer verschillende namen heeft, doch
meestal Mkasa genoemd wordt. Daarom vindt men ook in alle- hoofdsteden der
kleine koningen, die aan het meer heerschappij voeren, een aan dezen god gewijdehut,
en het behoort tot den plicht van den koning, om de stormen tot zwijgen te dwingen,
door den Aeolus der Nyanza offers -van geiten, kippen en bananenwijn te brengen.
Op vele onbewoonde eilandjes ziet men dergelijke hutten, die door schippers zijn
gebouwd, en waar zij zelf den Mkasa offeren, als zij een siechten overtocht vreezen.
Onderweg hebben zij altijd een kip aan boord, die dezen god gewijd is en derhalve
het vaartuig beschermt. Op gevaarlijke punten werpen de roeiers voedingsmiddelen
in het water, om daardoor den Mkasa bezigheid te geven.
De Bawuma’s, Bakerewe’s, de Basita’s en de Baruri’s zijn de flinkste schippers
op het meer. Allen kunnen zwemmen, en daardoor gebeurt het dikwijls, dat zij in
het water springen, om het gebrekkig vaartuigje te steunen en te houden, als de
storm dreigend wordt. De Basesse’s, Basita’s e. a., die niet k u n n en . zwemmen, zijn
veel voorziehtiger.
t De Basita s ontmoet men overal op het m e e r; zij visSchen, drijven handel en vervoeren
de artikelen her- en derwaarts. De Basukuma’s hebben de slechtste vaartuigen:
enkel uitgeholde boomstammen, waarmede zij alleen längs de kusten visschen. De
Basiba’s, Bakerewe’s en Baruri’s vervaardigen hun booten uit slechts planken, door
Doombast samengebonden. Alleen de Basesse’s en Bawuma’s bezitten- schoone booten.
Alle volken om het meer drijven vischvangst, met ongeveer dezelfde hulpmiddelen
als in Europa.
LlTTERATUUR.
Paul Reichard. Deutsch-Ost-Afrika. Das Land und seine Bewohner. Leipzig, 1892.
Dr. Karl Peters. Das Deutsch-Ostafrikanische Schutzgebiet. In amtlichen Aufträge.
München, 1895. / , .
James Aug. Grant. A walk across Africa or domestic scenes from, 1864.
J ohn H a n n in g S p e k e . Journal of the discovery of the source of the Nile. 2 deelen, 1 8 6 3 .
Pater Brard. Victoria Nyansa. (Peterm. Mitt. 1 8 9 7 ).
H O O F D S T U K XXI I .
DE WAHUMA- STATEN .
Wanneer wij uit het land der Wanjamwezi’s naar het noorden gaan, komen wij
in het gebied van het Victoria-Nyanza, die groote watervlakte in het h a rt van Afrika
onder den aequator, waarin men den oorsprong van de Nijl zocht. Deze binnenlandsche
zee in het donkere werelddeel, met de groote rivier de Nijl, gaf aan de omwonende
Bevolking natuurlijke voordeelen, welke de kusten van Afrika niet schonken, en
daardoor zag men hier ook, evenals aan het Tanganjika-meer (zie Wanjamwezi’s)
een krachtiger en vaster staatsontwikkeling dan elders op de eenvormige hoogvlakte.
De staten, welke aan het Victoria-Nyanza tot ontwikkeling kwamen, worden Haar
de kern der bewoners, de Wahuma’s, de Wahuma-staten genoemd. De belangrijkste
van deze zijn: Uganda, Unjoro en Karagwe.
De bevolking der Wahuma-staten vertoont verschillende anthropologische elementen,
die duidelijk op een vermenging wijzen. De beschrijvingen der meest objectieve
waarnemers toonen aan, dat wij hier aan het grensgebied der echte Neger-stammen
komen, en door de lichtere huidkleur valt dit ook al aänstonds in het oog. De
Waganda’s noemt Stanley een volk met bronsaclitige of roodbruine huidkleur; bij de
vrouwen heit die kleur naar lichtrood of zelfs naar het blanke over. De veeteelt
drijvende Wahuma’s hebben een kleur als de nakomelingen van een mulattin met
een Blanke; zij hebben een rechten neus, dünne lippen en groote, schitterende oogen.
Verder munten zij u it door schoone lichaamsvormen. In het algemeen kan men
zeggen, dat de Zuid- en Centraal-Afrikaansche lichaamsvormen hier verdwijnen, en
dat hier een overgang bestaat tot het gebied van den Aziatischen invloed in
Noord-Oost-Afrika. Uganda, het belangrijkste land, vertoont deze vermenging van
Volkselementen het sterkst, terwijl zij hier ook het best bestudeerd is. Hier vormen
de Waganda’s de kern der bewoners, terwijl de Basesse’s op de eilanden aan den
oever van het meer van denzelfden oorsprong zijn, en een dialekt van dezelfde taal
spreken. Beiden zijn nog Negers met donker-chocoladekleurige huid en kort, wollig
haar, van meer dan gemiddelde grootte, goed gebouwd en krachtig van gesteh
De WTahuma’s, in het zuiden Watusi’s geheeten, die in aantal ongetwijfeld de
tweede en als heerschers menigmaal de eerste plaats innamen, hebben een ovaal
gelaat, smalle lippen, een rechten neus en een wolligen haargroei. De vrouwen zijn
lichter van kleur en schoon gevormd, zoodat de hoofden der Waganda’s bij voorkeur
u it hun midden vrouwen kiezen, eh zelfs de Arabieren zieh met hen als gelijken
verbinden. De Wahuma’s zijn een herdersvolk en voeden zieh hoofdzakelijk met
melk en vleesch. Zij houden zieh scherp van de andere stammen gescheiden, leven
in afgelegen dorpen, meest aan den zoom der wouden, en vermengen zieh niet licht
met anderen. Zoo vormen zij een samenhangende, doch afgesloten volksgroep, die
reeds op het eerste gezicht van hun naburen zijn te onderscheiden en door een
gemeenschappelijke taal verbonden zijn.
De Muddu’s in Uganda, de Witschwezi’s in Unjoro en de stam der Wasögo’s leven
in het thans te bespreken gebied in een toestand van afhankelijkheid. De Wasogo’s
verhuisden uit het land Üsoga naar het oostelijke Uganda, waar zij onderworpen en
tot een. toestand van onderdanigheid gebracht werden.