In Noord-Afrika tot ongeveer 10° N.Br. heeft men nog het karavänen-trarisport
met den kameel, zooals dat eeuwen lang heeft bestaan. Het karavanen-verkeer staat
in deze streken onder strenge contröle, gedeeltelijk van de kooplieden zelf,
gedeeltelijk van de besturen der landen, waardoor de karavanenwegen loopen. Die
karavanenwegen hebben niet zelden eeuwenläng dezelfde routen; echter is in den
laatsten tijd in het noörden een verlegging op te merken.
In West-Afrika wordt voor die gedeelten, welke bevrijd zijn van de tsetse (een vlieg,
welker steek doodelijk is voor het rund); de os veel als reismiddel gebezigd. In het
Somali- en Gallaland in het oösten is het reizen met paard en kameel mogelijk, en
in het midden van Oost-Afrika wordt de ezel gebruikt.
H E T B E IZ EN M E T D E POSTKOETS IN ZUID-AFR IKA.
In Zuid-Afrika geschiedt het vervoer in de Kaapkolonie, Natal en de Republieken
meest met össenwagens, door 6—24 ossen getrökken. Een meer ontwikkeld vervoer-
middel is reeds de postkoets (zie flg. hierboven). In den laatsten tijd werden hier ook
spoorwegen aangelegd.
Oveifigens heeft in Afrika het vervoer meest plaats door menSchelijke dragers. Uit
alle stammen worden deelnemers voor de transportkaravanen geworven, die de lasten
Van ongeveer 50 pond op het hoofd dragen. Onder leiding van een aanvoerder trek t
de transportkaravaan, die soms wel uit 3000 personen bestaat, welke voor de veiligheid
gedeeltelijk gewapend zijn, längs de smalle voetpaden door bosschen en savanrien.
Een kleine voorhoede komt gewoonlijk twee a drie dagen voor de eigenlijke karavaan
aan en bericht de nadering van den stoet, waarvoor de noodige leVensbehoeften
in gereedheid worden gebracht. Als de karavaan bij een factorij of in een stadje
äankomt, heerscht er gröote drukte en vängt het levendige onderhandelen over de
ruilingen weldra aan, dat dagen o f weken kan duren.
Een wonde piek aan het maatschappelijk leven der Afrikaansche volken is nog de
slavernij en de slavenhandel, met de daarmede gepaard gaande onmenschelijke
praktijken.
De slavernij, die ook in het oude Griekenland en Rome bestond en in het begin
der middeleeuwen nog over geheel Europa verbreid was, ook bij de Germaansche
volken, is in Afrika eveneens een zeer oude instelling. Doch terwijl elders de
slavenhandel spoedig voor menschelijker beginselen moest wijken, bleven in het
gelsoleerde Afrika de slavernij en de slavenhandel tot op dezen tijd voortduren, ook
al is de slavenuitvoer van de westkust, vooral door Engeland’s bemoeiing, geheel
opgehouden. De slavernij wordt zelfs gesteund door den Islam, welke haar toelaat.
Oorspronkelijk strekte de betrekking van slaaf zieh enkel uit tot de krijgsgevangenen.
Daarbij kwamen zij, die wegens schulden zichzelf als slaaf gaven of verkochten,
de kinderen, die door de ouders verkocht werden, enz. In Noord-Afrika (Algiers,
Tunis, Tripoli, Marokko) was de slavenhandel met de zeerooverij verbunden.
Sedert zeer ouden tijd plachten de nomadische stammen der Sahara de Negers uit
den Sudan te rooven of van de hoöfden te koopen en dezen werden aan de bewoners
der Middellandsche Zeekust weer verhandeld. Naar men meent, zouden in 1434
voor het eerst te Lissabon Negers te koop zijn aangeboden. Ook in Spanje vond
dit voorbeeld navolging en in de 16® eeuw waren de slavenmarkten op het Pyre-
neesche schiereiland aan de orde van den dag. Doch eerst na de ontdekking van
Amerika kwam de handel in Negerslaven tot bijzonderen bloei. Karel V schonk in
1517 aan Vlaamsche schepen het privilegie, jaarlijks 4000 Afrikaansche Negerslaven
in Amerika in te voeren, en dergelijke assiento’s (verdragen om slaven te leveren)
werden met verschillende landen gesloten. Daardoor ontwikkelde zieh het gruwelijke
hedrijf van den slavenhandel, d. i. het willekeurig vervoer dier ongelukkige wezens naar
vreemde landen, wat op een wijze geschiedde, die tegen de eenvoudigste beginselen
van humaniteit streed.
Al hebben de Europeanen de slavernij en den slavenhandel niet doen ontstaan,
zij mögen niet de schuld van zieh werpen, dien slavenhandel tot een gruwelijk
bedrijf te hebben gemaakt, door duizenden Negers u it 'hun vaderland te ontvoeren.
Zoolang de slaven een begeerlijk uitvoerartikel vormden op de wereldmarkt, waren
de ijselijke slavenjachten in Afrika gewone feiten en was niemand veilig voor ver-
räderlijke hebzucht.
De slavenhandel moest de Negermaatschappij wel drukken en de ontwikkeling van
hooger gevoelens noodwendig belemmeren.
Geheel verschillend van den slavenhandel is het karakter der huisslavernij. De
slaaf, die in dezen toestand verkeert, heeft het over ,( geheel niet siecht en wordt
veelal beschouwd als een bediende; zelfs is het in de Mohammedaaüsche landen wel
voorgekomen, dat Mohammedaansche slaven voor hun meesters offerden of een pelgrims-
tocht naar Mekka volbrachten. Vele inboorlingen zouden zonder dezen toestand,
waarin zij geboren en opgevoed worden, ongelukkige schepselen zijn; werden zij plot-
seling vrijgelaten, dan zouden zij te gronde gaan.
Het schrikkelijke der slavernij is echter de slavenvangst, de slavenjaeht en het
■slaventransport, dat in de gewesten van de Boven-Nijl nog plaats heeft. Nog altijd
worden daar door Arabische handelaren slaven uitgevoerd. Ten westen van de
Boven-Nijl, ten zuiden van het Tsad-meer en längs de groote meren heeft de slavernij
nog haar ongunstigste karakter. In deze streken gaat de slavernij met den ivoor-
handel samen. De voorraad ivoor uit het binnenland moet naar de kust vervoerd
worden en daar kameelen, ossen noch paarden kunnen gebruikt worden, moet dit
vervoer door enorme menschen-menigten geschieden. Daarvoor worden de slaven
;genomen en de vreeselijkste slavenjachten zijn hiervan het gevolg. Om een tiental
menschen te vangen, worden niet zelden een honderdtal gedood; de slavenjagers
vernielen dorpen en landerijen en ontvolken geheele gewesten. Men meent, dat
alleen door de slavenjachten in Afrika jaarlijks een half millioen menschen gedood werden.
In de 17e en 18e eeuw was de slavenuitvoer aan de westkust een tak van handel,
die groote voordeelen opleverde, zoowel aan Europeesche regeeringen als aan de
-slavenhandelaars. De Privilegien, om Negers in de Amerikaansche kolonien te mögen
invoeren, werden voor hooge sommen gekocht. Toen Engeland bij den vrede van