De hutten bij deze volken hebben doörgaans een kegelvormige gedaante. Hierin
bestaat echter groote verscheidenheid: zij behooren tot de beste architekten van
Afrika. Dit springt in het oog, als men hun hutten met die der onderworpen Negers
vergelijkt, welke zieh kenmerken door hun armoede.
De Niam-Niam-volken zijn meest landbouwers; De landbouw Staat bij hen hoog;
de teelt van geiten, schapen, hoenders en runderen is van geen belang. De veeteelt
neemt van de Nijl naar het westen plotseling in beteekenis af; de Djur’s zijn de
laatste veehouders. Daar het land tot de vruchtbaarste gedeelten van Afrika behoort
is het als voor den landbouw aangewezen. Wat in het Nijl-gebied groeit, vindt men
' ook hier. Het land levert o p : eleusine, sesam, grondnoten, tabak enz;; in het wild
I groeien bananen, met vruchten van een voet lang, koffie, bataten, een oliepalm met
vruchten te r grootte van bananen, terwijl de
boterboom algemeen verbreid is. Bij ieder woon-
huis ziet men gewoonlijk een drietal korenschuren,
waarvan twee koren voor meelspijzen bevatten,
terwijl de derde het koren als mout bevat, want
deze volken zijn ten zeerste verzot op het gebruik
van hier. Ook het rooken yan tabak is er
algemeen; zij zijn de sterkste rookers en de
aanzienlijkste tabakplanters van Oost-Afrika.
Het kauwen van tabak is bij de Niam-Niam’s
niet in gebruik, _ echter wel bij de Bongo’s.
Yerder zijn de Niam-Niam’s groote liefhebbers
van hondenvleesch, evenals de Bongo’s, die
bekend staan, alles te eten.
Het gemis aan runderkudden had ten gevolge,
dat de Niam-Niam’s niet zoo veelvuldig bloot-
stonden aan invallen van Nubische volken, die
dikwijls om den wille van het vee rooftochten
ondernamen. De rijkdom der Niam-Niam’s bestaat
voornamelijk in slaven, en de slavernij met
de slavenjachten verstoren hier het vreedzaam
wonen. Iemands rijkdom wordt afgemeten naar
het aantal slaven, dat hij bezit. Al deze slaven
behooren tot andere stammen en zijn door hun
eigenaars gevangen genomen, zoodat zij zichtbare
bewijzen van zijn ondernemingslust en dapper-
heid zijn. De slaven worden onder hen niet
verruild en verkocht, en slavenhandelaars
vindt men daardoor onder hen niet. Over ’t ge-
heel zijn de slaven hun dan ook getrouw en als
het wäre met hun huiselijk leven samengesmolten.
De Niam-Niam’s zijn uitstekende jagers. Vooral
de olifantenjacht wordt met een waren hartstocht
door hen gedreven, met het doel om ivoor
te verkrijgen. Bij de jacht bedienen zij zieh ook
yan een klein roofdier, dat zij daartoe africhten.
Verder gebruiken zij vallen en kuilen, om het wild te bemächtigen. Op groote
dieren worden systematische drijfjachten gehouden.
Bij elk dorp, namelijk bij de verblijfplaats van .het districts- of plaatselijk hoofd
ziet men een zeer groote houten trommel, uit een uitgeholden boomstam vervaardigd
en op vier pooten rustend. De uitholling heeft zoodanig plaats gehad, dat aan de
beide emden de wanden verschillende dikte bezitten en aldus het aanslaan verschillende
tonen verwekt. Hierdoor worden verschillende Signalen gegeven, die aankondigen of
men ten oorlog, tot een feest of te r jacht wordt samengeroepen. Wanneer die Signalen
door de trommel bij het distrietshoofd gegeven worden, weerklinken dezelfde tonen
weldra door het geheele district, van den een naar den ander het bericht overseinend
Zoo kan men in körten tijd een geheel leger bij elkander trommelen.
Dergelijke trommel-signalen zijn in Centraal-Afrika algemeeen in gebruik en met
een snelheid, die voor Europeesche reizigers bepaald verbazingwekkend was, werden
daardoor dikwijls berichten op verren afstand overgebracht. Dr. Hinde vermeldt
onderscheidene gevallen, dat de inboorlingen verschillende berichten wisten lang
voor de Blanken. Elke stam heeft wel zijn eigen codex, maar e r schijnen ook
algemeen gebruikelijke teekens te bestaan. Ook de Beigen in den Kongo-staat
bedienen zieh van trommel-signalen, als primitieve telegraphie.
De kunstvaardigheid der Niam-Niam-volken vertoont zieh bovenal bij de ijzer-
bewerking, de pottenbakkerij, het houtsnijwerk en het vlechten van korven.
Genietingen van hooger aard zijn hun niet vreemd. De muziek wordt zoozeer door
hen geliefd, dat een echte Niam-Niam gaarne dag en nacht naar het spei op een
soort van mandoline luistert, zonder aan eten of drinken te denken. Men vindt bij hen
musici van professie, die door een grilligen hoofdtooi en wonderlijke versierselen
H AR PEN H E R NIAM-NIAM’S.
aan het lichaam in ’t oog vallen, alsof zij met hooger bekoringen in betrekking
staan. De Niam-Niam’s zingen gaame in koor.
De wapens worden door de Niam-Niam’s zelf vervaardigd. Vooral de Bongo’s
munten hierin uit. Een karakteristiek wapen is het werpmes, dat in geheel noordelijk
Midden-Afrika in gebruik is, tot het Tsad-meer toe. Fig. 1 der afbeelding op de
volgende bladzijde geeft daarvan een voorstelling. Het is geheel plat, het handvat
niet uitgezonderd, en heeft de dikte van het lemmer van een gewone sabel. Alle
uitstekende randen zijn buitengewoon scherp : alleen het handvat is iets dikker dan
het overige gedeelte en is afgerond en ruw gemaakt. Als de Niam-Niam in de
nabijheid van zijn vijand komt, vddr hij zoo nabij is, dat hij zijn speer met zekerheid
kan werpen, haalt hij een van deze zonderlinge wapehen van achter zijn schild
te voorschijn en slingert het met kracht naar zijn vijand, zooals de Amerikaansche
Indiaan zijn tomahawk. Door de wijze, waarop het geworpen wordt, beslaat het