De kleeding der Hottentotten blijkt uit de afbeelding op pag. 61: een groote mantel
of karos, van een gelooide koehuid vervaardigd, hangt over de schouders met het
haar naar binnen. Om zijn middel draagt hij een aantal lederen riemen met snoeren
kralen daar tusschen. Aan een dezer riemen zijn twee schorten bevestigd: een van
voren en een van achter; dat van voren wordt jakhals genoemd, omdat het gewoonlijk
van de huid van een jakhals vervaardigd is. Het tweede wordt niet algemeen gedra-
gen; het is een driehoekig stuk leder, ongeveer 30 centimer lang, en met stukken
metaal, kralen en andere versierselen behängen.
De voeten worden door eenvoudige schoenen of Sandalen tegen scherpe steenen en
doornen beschermd. Die voetbekleedsels hestaan enkel u it stukken leer, door riemen
vastgemaakt. In zijn gewone werk draagt de Hottentot die sandalen niet: enkel als
hij op reis gaat.
HOOFDSIERAAD.
De kleeding der vrouwen verschilt zoo goed als niets van die der mannen. De
kinderen loopen tot hun 8ste of 9<le jaar van beide geslachten geheel naakt; eerst op
dien leeftijd vangt de meisjeskleeding aan met een klein lederen schort voor de
schaamdeelen, dat rijk versierd is, en een veel grooter schort om de lendenen, dat
niet versierd is. Dit laatste wordt meer hij plechtige gelegenheden gedragen. De
Boeren noemen deze schorten voor-karos en achter-karos.
De lederen riemen, die de heenen talrijke malen omwinden, zijn gewoonlijk met
ijzerdraad versierd; zij dienen mede tot beschutting der beenen, doch hemoeielijken
het gaan zeer. Soms draagt de vrouw een of twee ringen van ijzerdraad en in enkele
gevallen neemt dit aantal zeer toe. Koralen versierselen draagt men in rijken overvloed
op het lichaam en in allerlei kleuren; nu eens aan ijzerdraad geregen enom den hals,
het middel, de polsen en de enkels gehangen, dan weder vastgenaaid pp de kleeding-
stukken. Ook kleine schijfjes van struisvogeleieren dienen tot dergelijke versiering.
Burchell verhaalt van een hoofdversiersel van een Hottentotsch meisje, dat uit drie
stukken ivoor te r grootte van een spreeuwenei bestond, welke aan een riem bevestigd
waren en zoo gerangschikt, dat op den neus en elk der wangen een stukje hing.
Als het meisje sprak, slingerden die ivoren hallen door de beweging met het hoora
heen en weer.
Een soortgelijk hoofdversiersel, meer door koralen en kauris opgesmukt, stelt
nevensgaande afbeelding voor, dat de h e e r Woodschrijftm zijn verzamelmgte bezittem
De Hottentotsche vrouwen dragen eeii soort muts van leder. Het haar wordt dik
ingesmeerd met een poeder, dat vermengd wordt met een stof, die de Boeren^ naar
het glinsterend voorkoméri „glimmende rots” noemen, of ook wei „zwarte klip . ue
inboorlingen noemen die stof „sibilo” . Het schijnt een soort ijzererts te zijn, met
kleine stukjes mica vermengd. .. .. .
Behalve de „sibilo” vindt men onder de Hottentotten nog een stof, die algemeen
bii de versiering des lichaams in gebruik is. Dit is de zelfstandigheid, die men met
den naam „buchu” aanduidt. Het is een poeder van plantaardigen oorsprong, dat
een Sterken geur afgeeft, welke zeer aangenaam schijnt te zijn voor de Hottentotten,
HOTTENTOTTEN, BE Z IG MET H E T B E R E ID EN VAN H E ID EN .
Het looien der huiden tot het vervaardigen der kleedingstukken hehben de Hottentotten
volgens Baines gedeeltelijk van de . Blanken geleerd. De Hottentotten in het
binnenland, ver van de Blanken, looien de huiden niet, doch hereiden ze op ongeveer
dezelfde wijze als de Kaffers. Moet er een groote koehuid hereid worden, dan nemen
talrijke personen aan den arheid deel en maken er een soort feest van. Zij gaan in
een kring op den grond zitten, met de huid in hun midden, en bewerken haar met
de handen, terwijl zij er nu en dan een weinig boter of ander vet inwrijven.
Terwijl deze arheid verricht wordt, zingen zij allerlei liederen; met geregelde tusschen-
poozen grijpen zij de huid aan met beide handen en tfekken er met veel kracht
aan, ■ om haar in elke richting uit te rekken.
* *
De oude beschrijvingen stellen de Hottentotten, uitgezönderd genoemde schaam-
gordels, zoo goed als naakt voor. Tegenwoordig is de toestand natuurlyk anders.
Zonder pantalon is tegenwoordig geen Hottentot meer denkbaar, voornamelijk in de
Kaapkolonie. Alleen de conservatieve vrouwen dragen onder den katoenen rok nög
den ouden schaamgordel van den stam. Vroeger droegen de mannen bij regen of
koude een schapenhuid met de wol naar binnen op het hoofd; thans dragen ook de
Hottentotten veelal vilten hoeden. De vrouwen droegen steeds spitse mu tsen : ook