De veeteelt vindt de günstigste voorwaarden in de binnenlanden. Het droge
klimaat der Karroo is bijzonder goed geschikt voor de schapenteelt, die van groote
beteekenis is. De schapenfarms hebben een groote oppervlakte: zij beslaan 3000—
15000 acres, en de veehouders zijn meest eigenaars van den grond of hebben dien in
erfpacht. In 1875 bedroeg het aantal farms 16,166 en in 1891 telde men er 13,6 mill.
wolschapen, 2 mill. vetstaarten, 3 mill. angorageiten, 3 mill. andere geiten, 2,2 mill.
runderen, 444,000 paarden, 96,000 ezels en muildieren, 143,600 varkens en 152,200
struisvogels. De schapenteelt is door de vervanging van het inlandsche vetstaart-ras
door ingevoerde merino’s zeer vooruitgegaan. Wol, angorahaar, struisvogelvederen
en huiden zijn belangrijke producten voor den uitvoer. Ook de diamanten van een
35-tal mijnen leveren een helangrijk bedrag aan uitvoer; in 1893 nog 3 mill. pond
sterling bij läge prijzen. (Door smokkelarij is .slechts een gedeelte van den uitvoer
bekend). De industrie is echter nog weinig ontwikkeld f«n de invoer . van allerlei
industrie-artikelen is hiervan het gevolg. 1 )
GBO E P M A L E IERS U IT D E KAAPKOLONIE.
De Kaapkolonie heeft een oppervlakte van " 221,311 vierk. Eng. mijlen en had
in 1891 (het ja a r der laatste telling) 1,527,224 bewoners. De bevolking bestond uit
376,987 Blanken, waarvan 320,700 in de kolonie waren geboren, 38,500 in Groot-
Britannie en 6,540 in Duitschland. Vorder bestond de bevolking uit 608,450 ooStelijke
Kaffers en Bechuanen, 229,680 Eingo’s, 45,000 Hottentotten, 5,300 Bosjesmannen
en 14,000 Maleiers.
Dit overzicht toont aan, dat de Blanke bevolking, wat het aantal betreft, in de
meeste districten nog altijd ver de minderheid uitmaakt tegenover de kleurlingen. Het
nevensgaande kaartje geeft een overzicht van de verhouding der hoeveelheid kleurlingen
tot de Blanken. In het algemeen kan men zeggen, dat de Blanke bewoners 'R,
de kleurlingen 3/i in aantal uitmaken.
1) Zie uitvoeriger hierover John N oble,'Illustrated official Handbook of the Cape and South-Afriea 1893.
Wij moeten ons to t enkele mededeelingen beperken.
De Boeren der Kaapkolonie hebben wij reeds beschreven (zie pag. 104). De arbeiders
op de boerenplaatsen zijn meestal Hottentotten en in het oosten meer Kaffers.
Een enkel woord nog over de Maleiers, welke men hier vindt. Reeds in den tijd
der Oost-Indische Compagnie werden door deze Maleiers in de Kaapkolonie
gebracht, hoofdzakelijk inboorlingen van Malakka, Java en de Specerij-eilanden.
“Het waren meestal misdadigers, die door het hooggerechtshof te Batavia tot slavemij
veroordeeld waren, hetzij levenslang of voor een aantal jaren. Deze veroordeelden
werden naar Zuid-Afrika gedeporteerd, om daar hun stra f te oijdergaan. Velen
hunner konden hier als metselaars, kuipers, timmerlieden en kleermakers weldra
goede diensten bewijzen, daar zij verstandelijk hooger stonden dan de overige inboorlingen
en dan de Negerslaven van de kust van Guinea, die hier eveneens ingevoerd
werden. De Maleiers, die geen vrouwen bij zieh hadden, vermengden zieh met de
zwarte slavinnen, en hierdoor ontstond een der vele klassen van gemengd bloed in
Zuid-Afrika.
Later werden ook politieke misdadigers van Java en andere eilanden van den
Archipel door de Compagnie naar hier gedeporteerd. Dezen, dikwijls van hoogen
rang, werden n ie t1 zelden van hun huisgenooten vergezeld. Vaak bleven zij of
hunne dienstboden hier, als de straftijd was afgeloopen. Zoo kwamen hier zuivere
Maleiers, die er zieh te huis gevoelden. Hun aantal is nog wel niet groot, maar in
de Kaapkolonie bestaat dit ras toch ongeveer uit 14000 zielen. Door hun kléëding,
den Mohammedaanschen godsdienst en gewoonten, onderscheiden zij zieh nog altijd.
De bevolking der Kolonie is aldus zeer gemengd, al hebben de Boeren- hun
nationaliteit ook bewaard. Bovenal te Kaapstad vindt men een internationale bevolking.
De grootst mogelijke verscheidenheid van natiën ontmoet men in de straten:
Negers, Kaffers, Hottentotten, Maleiers, Chineezen, Hindu’s, allerlei kleurlingen van
gemengd ras, en verder Blanken uit Afrika, Europa en Amerika.
De Kaapkolonie is een Britsche bezitting, doch met veel zelfstandigheid en autonomie.
Aan h e t hoofd der Kolonie- Staat een Gouverneur, die door de Britsche Regeering
benoemd wordt. De Gouverneur is de voornaamste band tusschen de Kolonie en de
Britsche kroon ; hij kan namens de Britsche kroon het recht van veto in de wetgeving
uitoefenen. De Gouverneur benoemt de ministers, die verantwoordelijk zijn aan de
wetgevende Macht der Kolonie.
De Wetgevende Macht bestaat uit een Wetgevenden Raad (Legislative Council)
van 23 leden, voor zeven jaren gekozen, en een Kamer va n Afgevaardigden (House
of Assembly) van 79 leden, voor vijf jaren gekozen, vertegenwoordigende de districten
en steden. Sedert 1882 is het den leden vergund, in de Hollandsche taal hun rede-
voeringen in het Parlement u it te spreken. De leden van de beide Huizen worden
gekozen door dezelfde kiezers ; de kiezers moeten een huis bezitten te r waarde van
£ 75 - of een jaarwedde van £■ 50 hebben. De kiezers moeten, om op de kiezerslijst
geplaatst te worden, hun naam kunnen teekenen en hun bezittingen kunnen opgeven.
De Gouverneur der Kaapkolonie is het hoofd des bestuurs en teVens vertegen-
woordiger der Britsche kroon in dit bepaalde gebied. Daarenboven heeft-de Britsche
kroon nog een algemeen vertegenwoordiger in Zuid-Afrika in den Hoogen Commissaris
(High Commissioner). De Gouverneur der Kaapkolonie, Lord Rosmead, is thans ook
de Hooge Commissaris.
De Blanke bewoners der Kaapkolonie zijn voor ’t meerendeel van Hollandsche en
van Britsche afkomst. De oude Hollanders vormen den grondstam; de eérste
kolonisten en hun nakomelingen spreken nog de Hollandsche taal in het Afrjkaansehe
dialect. Zij zijn de nakomelingen van hen, die bij den Grooten Trek nog in de
Kolonie achterbleven. „Voor den Nederlander, die niet deftig wil zijn, maar zieh
ongedwongen beweegt, staan alle deuren der afstammelingen der oude Hollanders en
Réfugiés wijd open. Ik was e r maar kort, doch heb het ruimschoots ondervonden,”
zegt de heer .1. Wormser in een zijner artikelen van het reisverhaal in Excelsior.
De goede karaktertrek der gastvrijheid is hier gelukkig nog niet verloren gegaan
onder den invloed der moderne beschaving.
In 1873 werd een wet aangenomen, om de immigratie naar de Kaapkolonie te
bevorderen, en een agent te Londen wist gedurende een tiental jaren ruim twee en
twintig duizend immigranten te zenden. Door deze en dergelijke maatregelen werd