286 WERKZAAMHEID DER FETISCH-PRIESTERS. KIOKO’S.
De werkzaamheid der fetisch-priesters wordt door allerlei bijgeloovigheden beheerscht,
zoodat het moeiehjk valt, ja, zelfs onmogelijk is, hun eigenlijke godsdienstige taak van
het bijgeloof te onderscheiden. Zoo moet de toovenaar de oorzaken van den dood
van ziekten, enz. onderzoeken; hij moet uitvorschen,. wie onheil sticht en wie zegen
aanbrengt. En in die belangrijke taak staan hem de fetischen of de geesten te r ziide.
Nemen wij tot voorbeeld, dat er diefstal gepleegd is eil de fetisch-priester op
verzoek van den bestolene een onderzoek naar den dader instelt. Al naar de waarde
van bet gestolen voorwerp is, wordt voor deze taak een meer of minder beroemde
fetisch-priester uit den omtrek gekozen. Bij kleine diefstallen slaat die bijv. twee
warm gemaakte spijkers m een fetischvoorwerp (een beeid of iets anders, waarin
men zieh den fetisch, den geest nl. woonachtig denkt). Allen, die verdacht worden
van den diefstal, moeten op dien spijker een hamerslag geven, en het geloof Staat
vast, dat dit den fetisch zoo za) pijnigen, waardoor deze den bedrijver van den diefstal
gedurende zijn geheele leven met vreeseiijke straffen vervolgt, wanneer hij zieh aan
\de gewone stra f onttrekt. Dit tooVermiddel helpt werkelijk dikwijls, want niet zelden
mist de schuldige den moed, om zijn misdrijf geheim te houden.
Wat wij hier zeiden, geldt voor het fetischisme in het algemeen; bij de verschillende
volken verschilf het zeer in uiting en vormen.
Ilet bovenstaande leert ons, dat. wij op het wezen van het fetisehismus niet zoo
verachtelijk moeten neerzien, als dikwijls geschiedt. Zijn de amuletten, welke men
m beschaafde landen vindt, veel meer dan fetischen? Bestaat hier niet het geloof
. . . geesten van afgestorvenen zieh aan spiritistische mediums openbaren door
middel van dansende tafels, krakende kästen, enz.? Dit leert ons, dat wij in de
beoordeenng van de godsdienstige gebruiken der natUurvolken hoogst voorzichtig
moeten zijn, om geen onbillijkheden te plegen.
De echte fetisehdienst komt meer bij de bewoners van Noord- en Centraal-Afrika
dan bij die van Zuid- en Oost-Afrika voor. De fetischvoorwerpen hebben zeer
verschillende gedaanten en worden in West-Afrika in allerlei phantastische vormen
bewerkt, iets, wat m Oost-Afrika zeldzamer het geval is. Het is vaak onjuist, wat
toch dikwijls geschiedt, om die voorwerpen „afgodsbeelden” te noemen, hoewel enkele
volgens de voorstelling der Negers daarmede vereenzelvigd zijn. In West-Afrika is
het fetisch-wezen het meest ontwikkeld. Daar vindt men vele fetisch-hutten, waarin
de tetischbeelden, enz. bewaard worden, en welke onder toezicht van de fetisch-priesters
staan. Amuletten zijn een der middelen, waardoor de geesten der fetischen bewerkt
worden, en deze vindt men veel in Afrika, en van allerlei soort.
* * *
Keeren wij na deze algemeene uitweiding tot de bewoners van het Lunda-rijk terug.
In het westen van het Lunda-rijk hebben de Kioko’s zieh gevestigd. Zij zijn uit
het zuiden gekomen en schijnen voorbestemd, om de heerschappij der Lunda’s te
vervangen. Het zijn bekwame jagers en handelaars, die tegenwoordig nog schatting
aan Muata Jamvo betalen. Bovenal als smeden hebben zij groote bekwaamheid, zeiden
w ij; zij voorzien velen in het Lunda-rijk van smidsartikelen.
Lunda“^ijk is het grootste van een rij kleinere Negerstaten, die alle naar
hetzende model zijn mgericht en 'meer of minder afhankelijk er van zijn. De grootste
en verst verwijderde vasal is de Kasembe, de heer van den oostelijkst gelegen
vasalstaat van het Lunda-rijk, die het middelpunt van zijn gebied heeft op de
plaats, welke op de oude kaarten als Kassembe wordt aangewezen, in een vlakte
tusschen het Moero- en Bangweolo-meer gelegen.
Het paleis van den Kasembe is door een rieten omheining omsloten en de deurposten
zijn met menschenschedels versierd. Kasembe zelf is een soort van kleineren Muata
Jamvo. Livingstone, die zieh in 1867 aan zijn hof bevond, verhaalt van de gruweldaden
In n o d8n vorst’ wäardoor zijn land grootendeels ontvolkt was, zoodat hij nauwelijks
1000 manschappen onder de wapenen kon brengen, terwijl Pereira vroeger van 20,000
sprak. Doch de Negerbevolking vermeerdert onder günstiger omstandigheden weer
snel en latere .reizigers vermelden dan ook betere toestanden van dit gebied
KASEMBE. MSIRI-RIJK. KASONGO. 287
De schatplichtigheid der Kasembe’s aan Muata Jamvo wordt soms betwijfeld, en
soms schijnt de schatting ook werkelijk voor eenige jaren u it te blijven. Toen
gedurende een drietal jaren Kasembe niets van zieh had laten hooren, kwam in
1875 weder een karavaan met slaven, koper en zout naar Mussumba, om belasting
te brengen. Men meent, dat de aanleiding tot deze vrijwillige voldoening hierin lag,
dat roofdieren het land van Kasembe onveilig maakten en de tooverdokters dit als
een straf voor zijn ongehoorzaamheid tegenover Muata Jamvo verklaarden.
Een gedeelte van het Kasembe-rijk schijnt in den nieuwsten tijd onder een hoofd
Msiri zelfstandig te zijn geworden, en vormt het A/sm-rijk der kaarten, dat niet
onbelangrijk schijnt.
. Het landschap Urua is bewoond door de Warna’s en ligt noordelijker. Hier vindt
men het rijk van den Kasongo, dat zieh van de grenzen van het Lunda-rijk naar het
oosten tot het Tanganjika-meer uitstrekt. Dit rijk komt ook met het Lunda-rijk
overeen; de heerschersfamilien zijn stamverwant. Livingstone (1870), Stanley (1876),
Wissmann (1883), Cameron (1874/75) en Reichard (1883/84) doorreisden dit gebied.
De Kasongo maakt aanspraak op goddelijke vereering; aan zijn hof zijn de rangen
uiterst streng afgescheiden, en op aanmatiging van hooger rang worden zware
straffen: gesteld, als het afsnijden van neus, ooren, handen, enz. De Kasongo heeft
een grooten harem, die met veel zorg bewaakt wordt, doch hij kan daarenboven ook
elke vrouw uit zijn gebied nemen. De zedelijkheid in dit land Staat niet hoog.
Bij de Warua’s bestaat de godsdienst bovenal in een vereering der voorouders en
van afgoden, die door fetischen te bereiken zijn. Cameron maakt bij hen melding
van een bruiloftsdans, waarbij twee vrouwen de bruid dragen, terwijl de bruidegom
onder het maken van wellustige bewegingen alleen danst. In den tijd, dat Cameron
zieh hier bevond, bestond de residentie van den vorst uit een omheinde ruimte,
waarbinnen ronde, van boven spits toeloopende hutten gebouwd waren, in welker
midden een grootere. hut stond, die op dezelfde wijze gebouwd was.
De rijken van Kasongo, Kasembe en Msiri behooren thans nominaal to t den
Kongo-staat; het Lunda-rijk gedeeltelijk aan den Kongo-staat, gedeeltelijk aan Portugal.
Doch wij zeiden „nominaal” : van Europeesch gezag is in dezie rijken geen sprake.
* *
Na Dr. Max Büchner in 1878 werd het Lunda-rijk voor het eerst weder door een
Europeaan betreden in 1896, toen de Belgische luitenant Michaux, (commandant van
Lusambo en Sankuru in den Kongo-staat) Mussumba, de tegenwoordige residentie
van Muata Jamvo, bezocht. Deze tegenwoordige hoofdstad ligt ongeveer een halven
graad ten noordoosten van de piek, waar Büchner die vond, en derhalve schijnt de
op dit oogenblik heerschende vorst de gewoonte zijner voorvaderen. te volgen,. om de
residentie bij de troonsopvolging op eenigen afstand te verplaatsen. De tegenwoordige
residentie werd door Michaux gevonden op 8° Z.Br. en 23°30' O.L. van Greenwich
aan den linkeroever der Luele, en telde ongeveer 30,000 inwoners (volgens oppervlakkige
schatting). De zeer läge hutten der stad hadden een ronde gedaante en hooge,
kegelvormige daken. De stad was door een palissadenmuur omringd en slechts een
enkele poort verleende toegang tot de stad. Rondom de palissaden liep een gracht
van 10 meter breedte en 8 meter diepte.
In het eerste oogenblik werd aan Michaux de toegang tot de stad geweigerd. De
vorst toch was wantrouwend geworden, wijl zijn oom, de Muata Jamvo van Pogge
en Büchner, alsmede zijn broeder, in den strijd tegen de Kioko’s door verraad gevallen
was. Toen Michaux hem overtuigde, dat hij aan het hoofd eener vreedzame expeditie
stond, werd hij tot audientie bij den vorst toegelaten. Deze had plaats op de gewone
wijze, met praal en pronk, en zij eindigde hiermede, dat de vorst het beschermheerschap
van den Kongo-staat over het Lunda-rijk erkende, doch onder voorwaarde, dat de
Beigen den Muata Jamvo in zijn krijgstochten tegen de Kioko’s zouden ondersteunen.
Dit laatste nu kon wel beloofd, doch niet uitgevoerd worden, omdat de Kioko’s op
het gebied van de Portugeesche „Interessenspheer” wonen.
* *